Basis handelingen
Analyse functie voor het berekenen van
de verhouding flitslicht en omgevingslicht
Als u flitslicht metingen verricht dan is de MINOLTA AUTO METER VF in
staat om, uit de totale hoeveelheid licht, het aandeel flitslicht ten opzichte
van het omgevingslicht te berekenen.
Deze verhouding tussen flitslicht en omgevingslicht kunt u controleren op
de Analyse schaal van de display.
Hoe leest u de verhouding flits- / omgevingslicht af
Voorbeeld van een meting, de aanduiding en de simulatie
Stel dat lamplicht wordt gebruikt als omgevingslichtbron.
De meetuitslag is f/2,8 bij een sluitertijd van 1/60 s.
Een opname gemaakt onder deze omstandigheden zal dus noch door het flits-
licht (wit) noch door het kunstlicht (oranje-achtig) overmatig beïnvloed worden.
36
Telkens als u een flitsmeting verricht, wordt
automatisch de analyse schaal weergegeven in
de display. De analyse schaal geeft de hoeveel-
heid flitslicht aan, ten opzichte van de totale ver-
lichting, in een van de vijf nivea's.
Na de meting kunt u desgewenst een simulatie
uitvoeren, om te zien welk effect verandering van
de sluitertijd zal hebben op de verhouding tus-
sen de hoeveelheid flits- en omgevingslicht.
Twee kwadranten lichten op in de Analyse dis-
play, als indicatie dat het aandeel flitslicht ca.
50 % van de totale meting bedraagt (de ver-
houding tussen omgevingslicht en flitslicht is
dan ca. 1:1).
Met de wipschakelaar wijzigt u nu de sluitertijd naar bijvoorbeeld 1/15 s. U
kunt dan direct zien welk effect deze verandering heeft op de mix van flits-
en omgevingslicht.
Het diafragma is veranderd in f/ 4.03 en er licht
nog slechts één kwadrant op. Dit betekent dat
het aandeel flitslicht nu nog slecht 25 % be-
draagt (de verhouding tussen omgevingslicht
en flitslicht is gewijzigd naar 3:1).
Een opname gemaakt onder deze omstandigheden zal meer beïnvloed wor-
den door het kunstlicht (oranje) en minder door het flitslicht (wit).
Anderzijds zal door het verhogen van de sluitertijd (binnen het synchronisatie-
bereik) het tegenovergesteld effect worden bereikt. De opname zal dan ster-
ker beïnvloed worden door het flitslicht en minder door het omgevingslicht.
Deze simulatie is gebaseerd op de beheersing van het omgevingslicht, door
de sluitertijd te variëren. De verhouding tussen het omgevingslicht en het flits-
licht kan eveneens gewijzigd worden door de intensiteit van het flitslicht te
verhogen of verlagen.
De intensiteit van het flitslicht kan aangepast worden, door òf de afstand van
de flitser tot het onderwerp te variëren òf door de lichtopbrengst (flitskracht)
van de flitser aan te passen.
Wanneer u het aandeel flitslicht verandert door een van bovenstaande facto-
ren te wijzigen, dient u daarna wel steeds een nieuwe meting uit te voeren.
Basis handelingen
37