start de procedure alleen maar door het drukken van een knop. Er zijn twee manieren voor de autoadressering van de
apparaten: volgens het ID nummer en volgens de ingebouwde isolatormodule.
- Autoadressering naar het ID nummer. Nadat de procedure gestart is, volgt u de volgorde van de unieke ID nummers
van de apparaten die aan de lus zijn aangesloten. De volgorde gaat van de lagere nummers naar de hogere nummers
waarbij er op het type apparaat moet worden opgelet – eerst adresseert u de brandmelders en dan de sirenes, de
handbrandmelders en ten laatste – de modules.
- Autoadresseringnaar de ingebouwde isolator. Om deze methode succesvol te kunnen gebruiken, moeten alle aan de lus
aangesloten apparaten een ingebouwde en verbonden isolators hebben. Nadat de procedure gestart is, begint het
paneel de apparaten te adresseren van het nummer 1 naar het nummer 250 waarbij het de volgorde van de apparaten in
de lus volgt.
De richting van de autoadressering is op het volgende schema aangegeven. Er wordt rechts van de luscontroller gestart
(positieve en negatieve draad), van rechts naar links.
Eindrichting van
de adressering
41ECL022
Luscontroller
De adressering van de apparaten in de vertakkingen wordt voorgezet van het volgnummer van de hoofdlusnaar het
einde van de vertakking.
7.4.1 Adres toewijzen
In dit menu kunt u direct een adres aan een nieuw gevonden apparaat toewijzen. De procedure is gelijkwaardig aan de
zelfadressering. De adrestoewijzing is geschikt wanneer u enkele of een nieuw apparaat aan vrije adressen wilt toewijzen. De
melders en de slowwhoops moeten in dit geval niet aan de sokkels geïnstalleerd zijn; de handbrandmelders en de modules
moeten niet fysiek met de lus verbonden zijn.
Om een adres aan het nieuwe apparaat toe te wijzen, kies opeenvolgend - menu 4. ADRESSEREN – submenu 4.1. VOER
ADRES IN. Het apparaat moet voor de verbinding met de lus klaar zijn (Lus 1 of Lus 2).
Nadat u het submenu heeft betreden, toont het systeem automatisch het eerste adres in het systeem.
Gebruik de knop (4) VERANDER om na gereedheid met Lus 2 door te gaan als de lus in het systeem aanwezig is.
Om de vrije adressen in het systeem te bekijken, gebruik de knoppen met de pijlen naar boven/naar beneden. De vrije
adressen in het systeem worden met de knop (2) BEWAAR op het display gemerkt.
Nadat u een adres hebt gevonden, sluit het apparaat aan de lus aan. Druk de knop (2) BEWAAR en wacht even enkele
seconden. Als de adressering succesvol was, toont het display de respectieve melding. Als u de melding 'FOUT' ziet, dan is er
een probleem opgetreden – het apparaat is niet juist verbonden; er is een probleem in de communicatie met de luscontroller of
wel.
U gaat naar het hoofdvenster van Apparaten adresseren met de knop CANCEL.
42
Startrichting van
de adressering
Vertakking 1