Druk
en
om een activerende gebeurtenis te kiezen
- ELEMENT – De uitgang wordt door het apparaat geactiveerd. Geef in aanvullend het nummer van de lus en het adres van het
apparaat. Het veld 'INGANG' wordt alleen ingevuld wanneer dit apparaat een ingang-uitgang module is.
- INPUT GROEP – De uitgang wordt door een apparaat in een groep geactiveerd. Geef in het nummer van de groep. Gebruik
de knop (2) LOGICA om de logica EN/OF bij activiteit toe te wijzen.
- BRAND ZONE – De uitgang wordt geactiveerd bij brand in een zone. Geef in het nummer van de zone. Voor deze
gebeurtenis kunt u aanvullend in het veld „ALARMEN" het aantal geregistreerde alarmen ingeven, na het optreden van welke
de uitgang geactiveerd zal worden.
- BRAND ZONE GROEP – De uitgang wordt geactiveerd bij brand in de zone van een bepaalde groep. Geef in het nummer
van de groep. Gebruik de knop (2) LOGICA om de logica EN/OF bij activiteit toe te wijzen.
- BRAND (algemeen) De uitgang wordt geactiveerd als er een brandalarm signaal is gegeven.
- FOUT ZONE – De uitgang wordt bij een storing in een zone geactiveerd. Geef in het nummer van een zone.
- FOUT ZONE GROEP – De uitgang wordt geactiveerd bij storing in de zone van een bepaalde groep. Geef in het nummer van
een groep. Gebruik de knop (2) LOGICA om de logica EN/OF bij activiteit toe te wijzen.
- FOUT ALGEMEN – De uitgang wordt bij een storingsignaal geactiveerd.
- FOUT SYSTEEM – De uitgang wordt bij een signaal voor systeemstoring geactiveerd.
- VOORALARM – De uitgang wordt geactiveerd bij een vooralarm-signaal.
- UITSCHAKELEN (algemene) – De uitgang wordt geactiveerd bij het ingeven van een uitschakeling in het systeem.
- ALARMGEVER AAN –De uitgang wordt geactiveerd bij ingeschakelde sirenes.
- HERSTEL – De uitgang wordt bij een Herstel geactiveerd.
- ONTRUIMEN – De uitgang wordt bij een ontruimingssignaal geactiveerd.
- STIL ZOEMER – De uitgang wordt bij gestopte zoemer geactiveerd.
- STIL ALARM – De uitgang wordt bij gestopte sirenes geactiveerd.
- TEST – De uitgang wordt bij een test geactiveerd.
- EVACUERENE ZONE GROEP – De uitgang wordt geactiveerd wanneer een evacuatiesignaal en een brandalarm signaal in
de respectieve groep binnenkomen. Geef in het nummer van een groep.
- VOICE CYCLE – De uitgang wordt alleen actief wanneer het aftellen van de tijd "EVAC. CYCLEON" (Voice Cycle aan) start
en wordt gedeactiveerd wanneer het aftellen van de tijd "EVAC. CYCLE OFF" (Voice Cycle uit) (AAN en UIT worden in het
submenu Evacuatiecyclus van het menu Evacuatie-instellingen ingesteld – zie par. 7.6.6.)
- SOUNDER ON (ZONAL of PER ZONE) – Deze uitgang wordt gebruikt om de conventionele sirenes te activeren die aan de
module 41IOM000 zijn aangesloten – details in verband met het programmeren van de 41IOM000 vindt u hieronder.
Volgende velden zijn aanvullend voor de instellingen toegankelijk:
VERTRAGING – Geef in de vertraging voor het activeren van de uitgang gezamenlijk voor alle gebeurtenissen in een interval
van 0 tot 600 seconden. Gebruik de knoppen met de pijlen "naar rechts"en "naar links"om tussen de velden ACTIEF en
VERTRAGING te schakelen.
LOGICA – Gebruik de knop (2) om de logica EN/OF bij activiteit toe te wijzen.
NAAM – Gebruik deknop (3) de geef in een individuele naam voor de uitgang van de module.
VERANDER – Gebruik deknop (4) om tussen de werkmodiVergrend. (Latched) en Ontgrend. (Unlatched) te schakelen.
De ingestelde parameters worden met de knop ENTER bevestigd. U gaat naar het hoofdvenster van Apparaten programmeren
met de knop CANCEL.
41IOM022 – Module met 2 ingangen en 2 uitgangen
Het programmeren van alle ingangen en uitgangen is gelijk. Kies het nummer van de ingang of van de uitgang door de
functionele knoppen.
39