6.2 MOTOR STOPPEN.
Laat de motor op een laag toerental gedurende 4 of 5 minuten draaien. Plaats
de schakelhendel in de neutrale positie. Draai de contactsleutel in de "OFF"
positie.
Als de motor gedurende een langere periode niet gebruikt wordt, verdient het
aanbeveling de water- en brandstofkranen dicht te draaien en de accu los te
koppelen.
6.3 DE MOTOR MET ONREGELMATIGE TUSSENPOZEN GEBRUIKEN
Neem extra maatregelen bij motoren die zelden, na lange periodes van stilstand plotseling ingezet moeten worden
(noodstroominstallaties, brandwerende inrichtingen, bij ruwe omgevingseigenschappen etc.).
Voor speciale toepassingen raadpleeg Solé voor advies.
6.4 DE MOTOR GEBRUIKEN BIJ LAGE TEMPERATUREN
Als de temperatuur beneden het vriespunt daalt, zullen de volgende verschijnselen optreden:
(1)
De koelvloeistof in de motor kan bevriezen.
(3)
De accuspanning neemt af.
(5)
De brandstof wordt minder vloeibaar
Om schade als gevolg van gebruik bij lage temperaturen te voorkomen, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen genomen te
worden:
(1)
Gebruik anti-vries, zoals aangegeven in paragraaf 4.2.2 van deze handleiding.
(2)
Als de motor gestopt moet worden, draai de zeewaterkraan dicht, open het zeewaterfilterdeksel en start de motor,
terwijl u een mengsel van zoet water en 30% anti-vries toevoegt, totdat het zeewatercircuit compleet gevuld is. Stop de
motor en plaats het filterdeksel terug op zijn plaats. Voordat de motor opnieuw gestart wordt, opent u de
zeewaterkraan. Herhaal deze procedure steeds als de motor gebruikt wordt bij een temperatuur beneden de ºC.
(3)
Verzeker u ervan dat de smeerolie van goede kwaliteit is en dat de viscositeit geschikt is. SAE 10W/30 synthetische
olie wordt aanbevolen.
(4)
Bescherm de accu tegen kou door deze te af te dekken met geschikt materiaal. Verzeker u ervan dat de accu volledig
opgeladen is. Het is bovendien raadzaam om een dielectrische spray te gebruiken voor de electrische verbindingen.
(5)
Als de motor gestart wordt, dient u er zeker van te zijn dat de gloeipluggen warm genoeg zijn. Volg de instructies zoals
beschreven in paragraaf 6.1 van deze handleiding.
(6)
Indien nodig, de brandstof vervangen door een soort dat meer geschikt is voor lage temperaturen. De opeenhoping van
vervuilende deeltjes in de brandstoftank kan ook voor slechte verbranding zorgen.
(2)
De smeerolie wordt dikker.
(4)
De temperatuur van de (verbrandings) lucht wordt
lager, waardoor de motor moeilijk aanslaat.
NL - 22
03917101.NL rev. 0