5. DE MOTOR VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK
5.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Zie ook paragraaf 1.3 voor veiligheidsinformatie.
5.1 INSTRUCTIES VOOR DE EERSTE KEER STARTEN
Verander geen instellingen van door de fabriek ingestelde waarden. Deze instellingen zijn verzegeld. Het verbreken van deze
zegels leidt automatisch tot het vervallen van de garantie. Ga als volgt te werk als de motor voor de eerste maal gestart wordt:
(a) OLIEVULLEN: lees paragraaf 4.2.1 en paragraaf 2.6 voor oliecartercapaciteit .
(b) VULLEN MET KOELVLOISTOF: lees paragraaf 4.2.2
(c) BRANDSTOF BIJVULLEN: lees paragraaf 4.2.3. Controleer of de brandstoftoevoerkraan helemaal geopend is.
(d OPEN ZEEWATERINLAATKRAAN
(e VERBIND DE ACCUCONNECTOR
(f) SLUIT DE AFSTANDSBEDIENING AAN
(f.a) Motor
Verbind de gaskabel aan de ball-joint die aan hendel (A)
verbonden is, en leid de kabel door de klem (B).
Stel de kabel zó in dat het toerental stationair blijft, totdat
de keerkoppeling in een versnelling geschakeld is.
(f.b) Keerkoppeling
Verbind de schakelkabel door middel van de ball-joint aan
de hendel en positioneer de kabel bij de klem. Als de kabel
gemonteerd is, stel de bedieningshendel zó in dat er geen
gas gegeven wordt totdat de keerkoppeling geheel is
ingeschakeld. (Fig.5.2).
Om te controleren of de instelling correct is: plaats de
versnellingshendel en de gashendel in de vooruitpositie.
Aanpassingen worden gemaakt door middel van de
verlengde gaten van de schakelkast en de verlengde
gaten van de kabelbevestigingssteun.
NL - 19
03917101.NL rev. 0
Fig. 5.2