9.
AANSLUITING VAN HET WATERCIRCUIT
De verdamper en condensor zijn voorzien van GAS mannelijk pijpdraad voor de waterinlaat en -uitlaat (zie het
overzichtsschema). De wateraansluitingen van verdamper en condensor moeten worden gemaakt in overeenstemming
met het overzichtsschema met inachtneming van de waterin- en uitlaat.
Als er lucht, vocht of stof in het watercircuit terechtkomt, kunnen er problemen optreden. Neem daarom bij de aansluiting
van het watercircuit altijd de volgende regels in acht:
1.
Gebruik alleen schone leidingen.
2.
Houd het uiteinde van de leiding naar beneden bij het verwijderen van bramen.
3.
Dek het leidinguiteinde af bij het doorvoeren door een muur zodat er geen stof en vuil in kan komen.
Gebruik een goede schroefdraadafdichting voor de afdichting van de verbindingen. De afdichting moet
de druk en temperaturen van het systeem kunnen weerstaan, zij moet ook bestand zijn tegen het
gebruik van glycol in het water.
De buitenoppervlakken van de waterleidingen moeten afdoende worden beschermd tegen corrosie.
10. VULLEN, DEBIET EN KWALITEIT VAN HET WATER
Om u te verzekeren van een correcte werking van de eenheid is een minimum watervolume vereist in het systeem, ook
moet het waterdebiet door de verdamper binnen het werkingsbereik liggen, zoals gespecificeerd in de onderstaande tabel.
EWWQ014
EWWQ025
EWWQ033
EWWQ049
EWWQ064
De waterdruk mag niet de maximum bedrijfsdruk van 10 bar overschrijden.
Zorg voor adequate beveiligingen in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de waterdruk nooit de
maximum toelaatbare bedrijfsdruk overschrijdt.
11. ISOLATIE LEIDINGEN
Het hele watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden geïsoleerd om condensatie en vermindering van het
koelvermogen te voorkomen.
11.1
Antivriesbescherming voor BPHE en warmtewisselaars voor terugwinning
Als de warmtewisselaars volledig leeg zijn en schoongemaakt met een antivriesoplossing kunnen ook andere aanvullende
methodes worden gebruikt tegen het bevriezen.
Bij het ontwerp van het systeem als geheel moeten de volgende beschermingsmethoden overwogen worden:
1.
continue waterdebietcirculatie in leidingen en wisselaars.
2.
toevoeging van een voldoende hoeveelheid glycol in het watercircuit of, als alternatief, een aanvullende warmte -
isolatie en verwarming van de blootgestelde leiding (binnen en buiten het systeem);
3.
als het systeem tijdens de winter niet functioneert: lediging en reiniging van de warmtewisselaar.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur en/of van het plaatselijke onderhoudspersoneel om ervoor te zorgen dat
de beschreven antivriesmethoden worden toegepast.
Controleer dat de gepaste antivriesbescherming altijd wordt gehandhaafd. Niet-naleving van de bovenstaande
aanwijzingen kan leiden tot beschadiging van het systeem.
Vorstschade wordt niet gedekt door de garantie en Daikin
aansprakelijkheid af.
D-EIMHP01501-22_01NL 10/20
Tabel 4 - Werkingsbereik waterdebiet
Minimum watervolume (I)
62
134
155
205
311
Minimale waterdebiet
31 l/min
53 l/min
76 l/min
101 l/min
152 l/min
Applied
Europe
Maximale waterdebiet
75 l/min
123 l/min
186 l/min
247 l/min
373 l/min
S.p.A. wijst derhalve alle