Onderhoud
Probleemoplossing
Het onderzoeken en oplossen
van defecten mag alleen wor-
den gedaan door technici met
een specifieke opleiding.
Storing
12
TWW Laadtemp. WP te
laag
106
Brontemperatuur te laag S-W WP
106
Brontemperatuur te laag W-W WP
107
Heetgas compressor
146
Instelling sensor
configuratie
Interventies uitgevoerd door niet be-
voegde personen of bedrijven leiden
tot verval van de garantie.
Oorzaak
De regelaar slaat de drinkwatertemperatuur op,
waarop de lading met de warmtepomp voor het
laatst werd afgebroken, toen de warmtepomp de
begrenzing voor hoge druk, heetgas of de
maximale uitschakeltemperatuur heeft bereikt.
Ligt de waarde onder de instelling "TWW
laadtemp. WP minimum" (bedieningsregel 7092)
verschijnt in de display het onderhoudssymbool
en in bij de informatie de onderhoudsmelding:
Te lage zoutwater uitvoertemperaturen
(Parameter 2816, -8 °C)
A1
Geringe volumestroom
A2
Sonde slecht gevuld
A3
Sonde-instelling niet in orde
A4
Schuif gesloten
A5
Pomp loopt niet
A6
Sonde ondergedimensioneerd
A7
Sonde werd overbelast
Terwijl de warmtepomp loopt en de bron
invoertemperatuur van de warmtepomp kleiner
dan 3 °C is, wordt vorstbescherming ingesteld.
A
Sensor defect
B
Te geringe grondwatervolumestroom
C
Warmtewisselaar voor systeemscheiding
vervuild of verkeerd gedimensioneerd
Heetgastemperatuur (B81) te hoog
A
Te weinig koelvloeistof
B
Compressor lek
C
Filterdroger vuil
D
Systeemtemperatuur te hoog ingesteld
A
Aangesloten sensors passen niet bij de
ingegeven functie van de
programmeerbare
Aan/Uitgangen.
Opheffen, maatregelen
Deze parameter kan niet worden teruggezet.
Wanneer bij de volgende drinkwaterlading die
minimum TWW laadtemperatuur weer wordt
overschreden, wordt ook de onderhoudsfunctie
opgeheven. Wordt deze echter weer niet bereikt, blijft
de onderhoudsmelding bestaan.
1.
Plaatsing van de B3-sensor controleren.
2.
Te hoge instelwaarde voor TWW temp.
3.
Laadwijze met B3 en B31 geactiveerd,
overzetten op slechts B3
4.
Temperatuuroverdracht op TWW-sensor slecht,
met klemveer voor verbetering zorgen.
5.
Bij moeder-kind-boiler moet de TWW-lading via
driewegklep op verschillende hoogtes
plaatsvinden.
6
Warmtewisselaaroppervlak van de boiler te
gering
A1
Vermogen van de zoutwaterpomp controleren
(∆T=3-4K)
A2
Sonde ontluchten
A3
Doorstromingsregulering instellen
A4
Schuif openen
A5
Thermorelais, fasen en relais controleren
A6/7
Bedrijfsuren van de compressor sinds IBN
controleren, moet in een jaar niet boven de
1800 h liggen (verkeerde dimensionering of
overbelasting, melding)
A1
Sensor B92 op functie controleren
B1
Filter op vervuiling controleren
B2
Verdamper op vervuiling controleren
B4
Waterhoeveelheid van de put of zoutwaterkring
te gering, in functie temperatuurverschil tussen
bron invoer en uitvoer controleren (∆T=3-4K)
B5
Temperatuurverschil tussen secundair en
primairkring controleren (∆T=ca 2-3k),
eventueel reinigen, pompinstellingen
controleren.
C
Bij aanwezige tussenkring de functiewijze van
de tussenkring controleren, platenwisselaar op
vervuiling controleren.
A
Hoeveelheid koelmiddel controleren
B
Compressor vervangen
C
Temperatuurverschil tussen filterdrogeringang
– en uitgang controleren (∆Tmax=3)
In deze gevallen moet de koeltechnicus erbij
worden geroepen.
D
Systeemtemperatuurinstelling controleren.
Verwarmingscurve en TWW-temperatuur moet
binnen de warmtepompgebruiksgrens zijn!
A
Sensorinstelling controleren
A1
Geprogrammeerde functie op QX-uitgangen
controleren
A2
Installatieconfiguratie via controlenummers
controleren
43