Installatie
Elektrische aansluitingen
De elektrische aansluiting van
de warmtepomp moet worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel conform de nationale
wetgeving met betrekking tot
installaties. Ook moet worden
voldaan aan de voorwaarden
van de lokale energieleverancier
met betrekking tot de
aansluiting.
Onderbreek voor iedere
elektrische aansluiting of ingreep
altijd de stroomtoevoer.
Elektrische aansluitingen en
aanwijzingen voor het instellen
De maximaal toegestane
tolerantie voor de
voedingsspanning is 2% voor de
frequentie en 6% voor het
voltage.
De warmtepomp mag niet
worden aangesloten als het
verschil in elektrische spanning
tussen de fasen hoger is dan
2%.
Wanneer de installatie gebruikt
wordt buiten de vermelde
grenswaarden, vervalt de
garantie.
Neem indien nodig contact op met de
lokale energieleverancier. De interne
bedrading van de warmtepomp is
gerealiseerd in de fabriek
overeenkomstig het elektrische
aansluitschema van het apparaat. De
warmtepomp is uitgerust met een
elektrische schakelkast (zie figuur
hiernaast). Verwijder het onderste
voorpaneel om erbij te kunnen. De
voedingskabel en de
laagspanningskabels, bijvoorbeeld voor
de sensors, worden via gescheiden
holle buizen van het gebouw naar de
warmtepomp geleid.
Modellen
AQUATOP S06
AQUATOP S08
AQUATOP S11
AQUATOP S14
AQUATOP S17
Resistenza elettrica 6 kW
(tutti i modelli)
32
Stroomtoevoer naar het
bedieningspaneel
De stroomtoevoer moet zijn
voorzien van een mechanisme
dat in het geval van categorie
III overspanning alles volledig
uitschakelt.
De waarde van de openingsstroom
staat vermeld in de technische
gegevens en op het typeplaatje aan
de achterkant van de warmtepomp.
De stroomkabels (400 V) moeten
voldoende capaciteit hebben voor het
vermogen van het apparaat in
overeenstemming met de geldende
regelgevingen. Zorg voor een aparte
aansluiting van de elektrische
weerstand. Ook deze moet worden
uitgerust met een mechanisme dat
alles volledig uitschakelt in het geval
van categorie III overspanning.
•
De laagspanningskabels en
sensorkabels (24 V) mogen
niet in dezelfde kanalen of
goten worden geplaatst als de
stroomkabels (400 V).
•
De externe sensor van de
regelaar moet worden
gemonteerd op een
buitenmuur van het gebouw,
op een plaats die niet is
blootgesteld aan de
middagzon of andere
warmtebronnen (open
ramen,schoorstenen, en
dergelijke). Kies indien
mogelijk een plaats aan de
noordelijke of noordoostelijke
kant.
•
Bij de activering van de
omgevingsinvloeden door
middel van een
afstandsbediening, moet de
afstandbediening worden
geplaatst in een geschikte
Externe zekering [A]
C10
C10
C10
C13
C16
C10
2
Sectie [mm
]
1.5
1.5
1.5
2.5
2.5
1.5
referentieruimte (bijvoorbeeld
de woonkamer), waar geen
externe warmtebronnen
aanwezig zijn (bijvoorbeeld
open haarden, zon,
verwarmingselementen,
luchtstromen).
Elektrische aansluitingen
1 Voeding 400 V naar de warmte-
2
pomp (sectie 2,5 mm
voor alle
modellen)
2 Voeding 400 V voor elektrische
weerstand (sectie 1,5 mm
alle modellen)
3 Aansluitbord 230 V voor gebruik.
De kabels voor de elektrische
aansluitingen moeten van het
type H05VV-F zijn.
Om ervoor te zorgen dat de
aansluiting van de
aardingskabel heel blijft in het
geval van een kabelbreuk, moet
u de aardingskabel langer laten
dan de actieve kabels.
De aansluitkabels moeten van
het type Y zijn, en kunnen
daarom alleen vervangen
worden door de fabrikant,
technische dienst of een
soortgelijke persoon.
2
voor
3
2
1