FastCheck
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Opmerkingen over het gebruik van de functies
De vier functies zijn ontwikkeld om in verschillende situaties te kunnen worden
gebruikt. Hier volgen een paar situaties die zich voor kunnen doen en het juiste gebruik
van de functies om de situatie te herstellen:
Vervangen van het remblok achter, de remschijf of de remklauw:
1. Als een van de bovengenoemde onderdelen bij het voertuig vervangen moet
worden, dient u de functie "Open onderhoudsmodus" uit te voeren.
2. Het systeem wordt uitgeschakeld om op een veilige en gemakkelijke manier
onderhoudswerkzaamheden te kunnen uitvoeren.
3. Nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd dient u de functie "Onderhoudsmodus
afsluiten" uit te voeren.
Hellingsensor vervangen:
1. Nadat de nieuwe sensor is aangebracht, dient u de functie "Kalibratie
hellingsensor" uit te voeren.
Koppeling vervangen (handmatige transmissie):
1. Nadat een nieuwe koppeling is geïnstalleerd, dient de functie "Schakelpunt van
de koppeling wissen" te worden uitgevoerd.
2. Het voertuig leert dan het nieuwe inschakelpunt van de koppeling in als er met
het voertuig wordt gereden.
Parkeerremmodule vervanging:
1. Nadat de nieuwe parkeerremmodule is geïnstalleerd, dient de functie "Kalibratie
hellingsensor" uitgevoerd te worden.
2. Als het voertuig een handmatige transmissie heeft, dient u de functie
"Inschakelpunt koppeling wissen" uit te voeren.
3. Het voertuig leert dan het nieuwe inschakelpunt van de koppeling in als er met
het voertuig wordt gereden.
Bij ieder ander onderdeel van het P-Rem-systeem dat vervangen is:
1. Moeten de DTC's gelezen en gewist worden.
2. De functie "Montage controleren" dient uitgevoerd te worden om de werking van
het parkeerremsysteem te controleren.
3. Als de functie "Montage controleren" niet uitgevoerd kan worden, dienen de
DTC's opnieuw gelezen te worden en het probleem te worden onderzocht.
55