BUITENBOORDMOTORINSTALLATIE
Accessoires voor uw buitenboordmotor selecteren
De originele Mercury Precision- en Quicksilver-accessoires zijn speciaal voor deze buitenboordmotor
ontworpen en getest.
Sommige accessoires die niet door Mercury Marine worden geproduceerd of verkocht, zijn niet ontworpen om
veilig met deze buitenboordmotor of het bedieningssysteem te worden gebruikt. Lees de handleidingen voor
installatie, bediening en onderhoud voor alle door u gekozen accessoires.
Brandstofsysteem
VOORKOM BRANDSTOFSTROOMRESTRICTIE
BELANGRIJK: Het toevoegen van componenten aan het brandstoftoevoersysteem (filters, kleppen, fittingen,
enz.), kan de brandstofstroom belemmeren. Hierdoor kan de motor bij lage snelheid afslaan en/of kan het
brandstofmengsel bij een hoge tpm te arm zijn, waardoor motorschade veroorzaakt kan worden.
ELEKTRISCHE BRANDSTOFPOMP
De brandstofdruk mag niet hoger zijn dan 28 kPa (4 psi). Installeer zo nodig een drukregelaar.
VEREISTE BEPERKT DOORLATENDE BRANDSTOFSLANG
Vereist voor buitenboordmotoren die in de Verenigde Staten te koop of verkocht zijn of ter verkoop worden
aangeboden.
•
De Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) vereist voor alle buitenboordmotoren die na
1 januari 2009 zijn vervaardigd een beperkt doorlatende slang als primaire brandstofslang tussen de
brandstoftank en de buitenboordmotor.
•
Een beperkt doorlatende brandstofslang heeft de classificatie USCG Type B1-15 of Type A1-15. Deze
is gedefinieerd als niet meer dan 15/gm²/24 h van CE 10 brandstof doorlatend bij een temperatuur van
23 °C conform de specificatie in SAE J 1527 - Marine Fuel Hose (brandstofslangen scheepsvaart).
EPA-EISEN VOOR ONDER DRUK STAANDE LOSSE BRANDSTOFTANKS
De Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) schrijft voor dat draagbare brandstofsystemen die
na 1 januari 2011 zijn geproduceerd voor gebruik met buitenboordmotoren, geheel afgedicht (onder druk)
moeten blijven tot 34,4 kPa (5,0 psi). Deze tanks kunnen het volgende bevatten:
•
Een luchtinlaatopening waardoor lucht kan binnenstromen wanneer de brandstof uit de tank wordt
opgezogen.
•
Een luchtafvoeropening die naar de atmosfeer afblaast als de druk meer bedraagt dan 34,4 kPa
(5,0 psi).
EIS VOOR BRANDSTOFVRAAGKLEP (FUEL DEMAND VALVE; FDV)
Bij gebruik van een onder druk staande brandstoftank moet altijd een brandstofvraagklep worden
geïnstalleerd in de brandstofslang tussen de brandstoftank en de pompbal. De brandstofvraagklep voorkomt
dat brandstof onder druk in de motor belandt en het brandstofsysteem verzuipt of dat er brandstof wordt
gemorst.
De brandstofvraagklep heeft een handbediende opheffunctie. De handbediende opheffunctie kan worden
gebruikt (ingedrukt) om de klep te openen (bypass) als er een brandstofverstopping in de klep ontstaat.
a
nld
b
a -
brandstofvraagklep - geïnstalleerd in de brandstofslang
tussen de brandstoftank en pompbal
b -
handbediende opheffunctie
c -
wateraftapopeningen
c
46273
69