7.1
Maximale ketelaanvoertemperatuur instellen
9
8
7
6
5
Afb. 7.1 Bedieningselementen ThermoSystem HRM/3
Draai de draaiknop (8, afb. 7.1) voor de CV met een ge-
schikt gereedschap met de klok mee op Maximum. Nu
kan de maximale aanvoertemperatuur voor de CV-func-
tie onder het diagnosepunt "d.71" tussen 40 en 85 °C
worden ingesteld. Af fabriek staat de maximale aanvoer-
temperatuur op 75 °C.
7.2
Maximale boilertemperatuur instellen
Draai de draaiknop (9, afb. 7.1) voor de warmwaterberei-
ding met een geschikt gereedschap met de klok mee op
Maximum. Nu kan de maximale boilertemperatuur onder
het diagnosepunt "d.20" tussen 50 en 70 °C worden in-
gesteld. Af fabriek staat de maximale boilertemperatuur
op 65 °C.
7.3
Pompnalooptijd instellen
De nalooptijd van de circulatiepomp van de ketel kan
onder diagnosepunt d.1 worden ingesteld. De nalooptijd
van een direct op de ketel aangesloten boilerlaadpomp
kan evt. onder parameter d.72 worden ingesteld.
7.4
Wachttijd en CV-deellast
De maximale branderwachttijd voor CV-functie kan
onder d.2 worden ingesteld, de CV-deellast onder d.0
en de minimale last voor boilerlading onder d.77 (zie
tabel 9.2).
Installatie- en onderhoudshandleiding ThermoSystem 0020076265_00
Aanpassen aan de CV-installatie 7
7.5
Aanloopgedrag
Bij een warmtevraag gaat het toestel gedurende ca. 15
sec. in de status "S.2" (pomp voorloop), daarna wordt de
1
ventilator gestart ("S.3").
Na schakelen van de luchtdrukschakelaar en bereiken
2
van het starttoerental wordt de gasklep geopend en de
brander gestart (status "S.4").
De ketel loopt nu 60 sec. met minimaal vermogen en
wordt daarna afhankelijk van de afwijking van de ge-
wenste waarde van de berekende gewenste toerental-
waarde ingesteld.
4
31