Indienststelling
ATMON
®
4
INDIENSTSTELLING
4.1 - Eerste inbedrijfstelling
Bij een eerste inbedrijfstelling dienen volgende voorzorg-
smaatregelen in acht genomen te worden:
- Nakijken of er water op de installatie staat en of de lei-
dingen nergens lekken vertonen.
- Installatie ontluchten.
- De vrije doorgang van de rookgasleiding nakijken.
- Dichtheid van de gasleidingen controleren d.m.v. een
oplossing met zeepwater.
- De gasleiding d.m.v. de kleine ontluchter P boven de
gasklep ontluchten.
- De hoofdschakelaar aanzetten teneinde het apparaat
onder spanning te plaatsen.
- De ketelthermostaat op de gewenste temperatuur instel-
len. Hierdoor wordt de brander in werking gesteld en zal
vervolgens automatisch geregeld worden.
- Zo de brander per ongeluk gedoofd wordt, (aangeduid
door de storingslamp LD op het branderrelais), enige
ogenblikken wachten alvorens de ketel opnieuw te star-
ten. Dan drukknop H (blz. 10, p. 13) voor de ontgrende-
ling indrukken.
4.2 - Electrodenstand
ontstekingselektrode
V 30 LN
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie
De thermische vermogens van de ATMON LN op aardgas
zijn in de fabriek afgeregeld en ingesteld overeenkomstig
de voorschriften van de CE. Geen enkele andere regeling
is toegestaan.
N.B.: Een gasafsluiter, met BGV-keurmerk dient geplaat-
st te worden tussen de gastoevoer en de ketel.
ionisatieëlektrode
20
gascollector
spuitstuk
branderbed