Opmerking:
Als er bestanden
ontbreken, wordt u mogelijk gevraagd om
de cd met het besturingssysteem van de
server te plaatsen.
Printerstuurprogramma's (of een subset)
installeren op netwerkclients
Opmerking:
Deze methode is
meestal het minst belastend voor de
systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogrammawijzigingen en de
verwerking van de afdruktaken af.
Zo kunnen netwerkclients veel sneller
terugkeren naar de toepassingen.
Opmerking:
Als dit een nieuwe
printer is, wordt u mogelijk gevraagd een
printerstuurprogramma te installeren.
Als er geen systeemstuurprogramma
beschikbaar is, dient u een pad op te
geven naar beschikbare
stuurprogramma's.
2
Printer delen in het netwerk
a
Klik op Start
Instellingen
b
Selecteer de printer die u zojuist hebt gemaakt.
c
Klik op Bestand
d
Schakel het selectievakje Gedeeld in en typ een naam bij Gedeeld als.
e
Selecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de
besturingssystemen van alle netwerkclients die naar deze printer afdrukken.
f
Klik op OK.
g
Controleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
•
Het printerpictogram in de map Printers wordt nu aangegeven als
'gedeeld'. Dit wordt in Windows NT 4.0 bijvoorbeeld weergegeven met
een hand onder het pictogram.
•
Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de
gedeelde naam die u aan de printer hebt toegewezen.
De point-and-print-methode gebruiken
Bij deze methode wordt een onderdeel van de stuurprogramma's van de server naar de
client gekopieerd. Dit bevat precies genoeg informatie voor het versturen van een
afdruktaak naar de printer.
1
Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op
Netwerkomgeving.
2
Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop.
3
Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik
op Installeren.
4
Wacht tot de stuurprogramma-informatie van de server naar de client is
gekopieerd en een nieuw printerpictogram is toegevoegd aan de map Printers.
Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het
netwerkverkeer en andere factoren.
5
Sluit het venster Netwerkomgeving.
6
Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
De peer-to-peer-methode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientcomputer het volledige stuurprogramma
geïnstalleerd. De netwerkclients behouden de controle over wijzigingen in het
stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1
Klik op Start
Instellingen
2
Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten.
3
Klik op Netwerkprinter.
4
Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet
in de lijst staat, geeft u het pad naar de printer op.
Het pad ziet er ongeveer als volgt uit:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk
optreedt. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie
op de server is toegekend.
5
Klik op OK.
6
Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en
klik vervolgens op Voltooien.
7
Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Configureren voor TCP/IP
38
Printers.
Delen.
Printers.