6.3
Diagnosecode oproepen/instellen
1.
Roep het installateurniveau/serviceniveau op.
(→ Pagina 15)
2.
Kies met
en
de gewenste diagnosecode.
3.
Bevestig met
.
4.
Kies met
en
de gewenste waarde voor de diagno-
secode.
5.
Bevestig met
of wacht drie seconden.
◁
Op het display wordt
6.
Herhaal indien nodig stap 2 t/m 5 om verdere diagnose-
codes in te stellen.
6.3.1
Diagnosemenu verlaten
▶
Druk 5 seconden op
◁
De basisweergave wordt getoond.
6.4
Testprogramma uitvoeren
1.
Druk 3 seconden op
◁
Op het display wordt
2.
Druk 5 seconden op
3.
Kies met
en
het gewenste testprogramma.
Testprogramma's – overzicht (→ Pagina 30)
Voorwaarde: Testprogramma P.01 geselecteerd
–
Het testprogramma start.
Voorwaarde: Testprogramma P.04/P.05/P.06/P.07 geselecteerd
▶
Druk op
.
◁
Het testprogramma start.
4.
Beëindig het testprogramma met
5.
Herhaal indien nodig stap 3 t/m 4 om verdere testpro-
gramma's te starten.
6.4.1
Systeemdruk en CV-aanvoertemperatuur
tijdens een testprogramma opvragen
1.
Druk gelijktijdig op
◁
De CV-aanvoertemperatuur en de systeemdruk
worden afwisselend weergegeven.
2.
Druk op
om terug te keren naar het testpro-
gramma.
6.4.2
Testprogramma verlaten
▶
Druk 3 seconden op
◁
De basisweergave wordt getoond.
6.5
Schoorsteenvegerfunctie starten
Voorwaarde: Het startscherm wordt getoond
▶
Druk 3 seconden tegelijkertijd op
16
weergegeven.
.
.
weergegeven.
.
.
en
.
.
en
.
6.6
Statuscodes
Statuscodes - overzicht (→ Pagina 29)
7
Ingebruikneming
7.1
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-
oxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming. Of monteer een magneetfilter.
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
–
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
–
wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaarden
niet worden aangehouden of
–
als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 of
boven 10,0 ligt.
Totaal
Waterhardheid bij specifiek installatievolume
verwar-
mings-
vermo-
≤ 20 l/kW
gen
kW
°dH
mol/m³
< 50
< 3
< 16,8
> 50 tot
11,2
2
≤ 200
Installatie- en onderhoudshandleiding ThemaTek 0020266634_01
> 20 l/kW
> 50 l/kW
≤ 50 l/kW
°dH
mol/m³
°dH
mol/m³
11,2
2
0,11
0,02
8,4
1,5
0,11
0,02
1)