7 Bediening
6.14
Weergave van de vuldruk in het
warmtepompcircuit
Het product beschikt over een druksensor en een digitale
drukindicatie.
▶
Selecteer Menu Live monitor, om de vuldruk in het
warmtepompcircuit weer te geven.
◁
Voor een correct functioneren van het warmtepomp-
circuit moet de vuldruk tussen 1 bar en 1,5 bar liggen.
Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen
uitstrekt, dan kunnen hogere waarden voor de vul-
druk vereist zijn om lucht in de CV-installatie te ver-
mijden.
6.15
Te lage brijndruk in het warmtepompcircuit
vermijden
Om schade aan de CV-installatie door te geringe vuldruk in
het warmtepompcircuit te vermijden, is het product met een
waterdruksensor uitgerust. Als de waterdrukwaarde onder
60 kPa komt, wijst het product op de te lage druk door M20
weer te geven. Als de vuldruk onder 30 kPa (0,3 bar) daalt,
verschijnt op het display F.22.
Bij te lage brijndruk kan de warmtepomp CV- en warmwa-
terfunctie overnemen, alleen de elektrische hulpverwarming
wordt gedeactiveerd.
▶
Als u een foutloze werking van het product wilt garan-
deren, neem dan contact op met uw installateur om het
warmteopwekker-CV-circuit met brijn te laten vullen.
De installatie is correct gevuld als de druk 1,5 bar bedraagt.
▶
Als u vaak een drukdaling vaststelt, dient u de oorzaak te
zoeken en te verhelpen.
6.16
Te lage waterdruk in het CV-circuit
vermijden
Op de manometer op de aansluitconsole aan de achterkant
van het product kunt u de druk in het CV-circuit van de in-
stallatie aflezen.
Als geen standaard-aansluitconsole gebruikt wordt, moet op
het CV-watercircuit een manometer worden geïnstalleerd.
▶
Controleer of de druk tussen 1 bar en 1,5 bar ligt.
◁
Is de druk in het CV-circuit te laag, vul dan via de
vulvoorziening van de aansluitconsole water bij.
6.17
Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de CV-installatie (warmteopwekker en instal-
latie) en de warmwaterleidingen op dichtheid.
▶
Controleer of de afvoerleidingen van de ontluchtingsaan-
sluitingen correct geïnstalleerd zijn.
6.17.1 CV-bedrijf controleren
▶
Neem de installatiehandleiding voor de systeemregelaar
in acht.
20
6.17.2 Warmwaterbereiding controleren
▶
Neem de installatiehandleiding voor de systeemregelaar
in acht.
7
Bediening
7.1
Bedieningsconcept van het product
Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmoge-
lijkheden van het gebruikersniveau zijn eveneens in de ge-
bruiksaanwijzing beschreven.
7.1.1
Installateurniveau oproepen
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ondes-
kundige bediening!
Ondeskundige instellingen in het installateur-
niveau kunnen tot schade aan de CV-installa-
tie leiden.
▶
De toegang tot het installateurniveau mag
u alleen gebruiken als u een erkende in-
stallateur bent.
Aanwijzing
Het installateurniveau is met een wachtwoord
tegen toegang door onbevoegden beveiligd.
1.
Druk tegelijk op
en
◁
Op het display verschijnt het menu.
2.
Blader net zolang met
stallateurniveau verschijnt.
3.
Bevestig met (OK).
◁
Op het display verschijnt de tekst Code invullen en
de waarde 00.
4.
Stel met
of
de waarde 17 (toegangscode) in.
5.
Bevestig met (OK).
◁
Het installateurniveau met een selectie van menu-
punten verschijnt.
8
Aanpassing aan de CV-installatie
8.1
CV-installatie configureren
Om de door de warmtepomp gegenereerde waterdoorstro-
ming aan de betreffende installatie aan te passen, kan de
maximaal beschikbare druk van de warmtepomp in de CV-
en warmwaterfunctie worden ingesteld.
Deze twee parameters kunnen worden opgeroepen
via Menu → Installateurniveau → 17 → Toestel configura-
tie.
Het instelbereik ligt tussen 250 mbar en 750 mbar. De warm-
tepomp werkt optimaal, als door de instelling van de beschik-
bare druk de nominale doorstroming bereikt kan worden
(Delta T = 5 K).
Installatie- en onderhoudshandleiding uniTOWER 0020223120_01
("i").
of
, tot het menupunt In-