5 Onderhoud
Afhankelijk van de omgevingsenergiebron kunnen gewenste
boilertemperaturen tot maximaal 70 °C al met de compressor
worden bereikt. Om een energie-efficiënte warmwaterberei-
ding voornamelijk te bereiken via de gewonnen omgevings-
energie, moet in de systeemthermostaat de fabrieksinstelling
voor de gewenste temperatuur warm water worden aange-
past.
▶
Stel hiervoor in de systeemthermostaat de gewenste
boilertemperatuur tussen 50 en 55 °C in.
▶
Laat bovendien de elektrische hulpverwarming voor de
warmwaterbereiding ingeschakeld, zodat ook bij buiten-
temperatuur onder 0 °C en boven 20 °C de noodzakelijke
60 °C voor het legionellabescherming-tijdprogramma kan
worden bereikt.
4.3.4
Live monitor (actuele productstatus)
weergeven
Statuscodes op het display informeren over de actuele be-
drijfstoestand van het product.
Om de statuscodes op te roepen, drukt u tegelijk op de beide
toetsen
.
4.4
CV-aanvoertemperatuur instellen
▶
Stel de CV-aanvoertemperatuur op de systeemthermo-
staat in, → gebruiksaanwijzing systeemthermostaat.
4.5
Warmwatertemperatuur instellen
▶
Stel de warmwatertemperatuur op de systeemthermo-
staat in, → gebruiksaanwijzing systeemthermostaat.
4.6
Productfuncties uitschakelen
4.6.1
CV-functie uitschakelen (zomermodus)
▶
Schakel de CV-functie met de systeemthermostaat uit
(zomerbedrijf) → gebruiksaanwijzing systeemthermostaat.
4.6.2
Warmwaterbereiding uitschakelen
▶
Schakel de warmwaterbereiding op de systeemthermo-
staat uit, → gebruiksaanwijzing systeemthermostaat.
4.6.3
CV-installatie leegmaken
Een andere mogelijkheid van vorstbeveiliging voor erg lange
uitschakeltijden bestaat erin de CV-installatie en het product
volledig leeg te maken.
▶
Neem hiervoor contact op met een installateur.
6
5
Onderhoud
5.1
Product onderhouden
▶
Reinig de mantel met een vochtige doek en een beetje
oplosmiddelvrije zeep.
▶
Gebruik geen sprays, geen schuurmiddelen, afwasmid-
delen, oplosmiddel- of chloorhoudende reinigingsmidde-
len.
5.2
Onderhoud
Voor de continue inzetbaarheid, gebruiksveiligheid, betrouw-
baarheid en lange levensduur van het product zijn een jaar-
lijkse inspectie en een tweejaarlijks onderhoud van het pro-
duct door de installateur noodzakelijk. Afhankelijk van de re-
sultaten van de inspectie kan een vroeger onderhoud nodig
zijn.
5.3
Installatiedruk controleren
1.
Controleer de vuldruk van de CV-installatie na de eer-
ste ingebruikneming en het onderhoud een week lang
dagelijks en daarna halfjaarlijks.
–
Min. werkdruk CV circuit: ≥ 0,07 MPa (≥ 0,70 bar)
2.
Lees de vuldruk op het display af.
3.
Schakel uw vakman in, zodat deze het CV-water bijvult,
om de vuldruk te verhogen en bij vaker drukverlies de
oorzaak voor het CV-waterverlies te bepalen en op te
lossen.
6
Verhelpen van storingen
6.1
Foutmeldingen aflezen
Foutmeldingen hebben prioriteit boven alle andere weerga-
ves en worden op het display in plaats van de basisweer-
gave weergegeven. Bij het tegelijk optreden van meerdere
storingen worden deze afwisselend gedurende telkens twee
seconden weergegeven.
Afhankelijk van het fouttype kan de systeemregelaar in
noodbedrijf werken om het CV-functie of de warmwaterberei-
ding in stand te houden.
▶
Neem contact op met een installateur als uw product een
foutmelding weergeeft.
6.2
Storingen herkennen en verhelpen
▶
Als het bij het gebruik van het product tot problemen
komt, dan kunt u enkele punten met behulp van de ta-
bel controleren.
Verhelpen van storingen (→ Pagina 8)
▶
Als het product niet foutloos werkt, hoewel u de punten
in de tabel gecontroleerd heeft, neem dan contact op met
een installateur.
Gebruiksaanwijzing Warmtepompregelingsmodule 0020291605_00