3.4
CE-markering
Met de CE-markering wordt aangegeven dat de producten
conform de conformiteitsverklaring aan de fundamentele
eisen van de desbetreffende richtlijnen voldoen:.
De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant geraadpleegd
worden.
3.5
Veiligheidsinrichtingen
3.5.1
Vorstbeveiligingsfunctie
De vorstbeveiligingsfunctie wordt via het product zelf of via
de systeemthermostaat gestuurd. Bij uitval van de systeem-
thermostaat garandeert het product een beperkte vorstbe-
scherming voor het CV-circuit.
Bij negatieve buitentemperaturen bestaat verhoogt gevaar,
dat het CV-water bevriest, wanneer een storing van de
warmtepomp bijvoorbeeld door stroomuitval of een defect
van de compressor actief is.
3.5.2
Beveiliging tegen watergebrek
Deze functie bewaakt permanent de CV-waterdruk om een
mogelijk CV-watertekort te verhinderen. Wanneer de water-
druk tot onder de minimale druk afneemt, schakelt een ana-
loge druksensor het product uit en, voor zover aanwezig,
andere modules in stand-by. Wanneer de waterdruk de be-
drijfsdruk bereikt, schakelt de druksensor het product weer
in.
Wanneer de CV-waterdruk tot onder ≤ 0,1 MPa (1 bar) af-
neemt, verschijnt een onderhoudsmelding onder de weer-
gave van de minimale bedrijfsdruk.
–
Minimumdruk CV-circuit: ≥ 0,05 MPa (≥ 0,50 bar)
–
Min. werkdruk CV circuit: ≥ 0,07 MPa (≥ 0,70 bar)
3.6
Energiebalansregeling
De energiebalans is de integraal uit het verschil tussen wer-
kelijke waarde en gewenste waarde van de aanvoertempera-
tuur die elke minuut wordt bijgeteld. Als een ingesteld warm-
tedeficiet (-60°min in de CV-functie) wordt bereikt, dan start
de warmtepomp. Wanneer de toegevoerde warmtehoeveel-
heid overeenkomt met het warmtedeficiet, wordt de warmte-
pomp uitgeschakeld.
De energiebalans wordt voor het CV- en koelbedrijf gebruikt.
3.7
Compressorhysterese
De warmtepomp wordt voor de CV-functie bijkomend voor
de energiebalans ook via de compressorhysterese in- en
uitgeschakeld. Als de compressorhysterese boven de ge-
wenste aanvoertemperatuur ligt, dan wordt de warmtepomp
uitgeschakeld. Als de hysterese onder de gewenste aan-
voertemperatuur ligt, dan start de warmtepomp opnieuw.
0020291605_00 Warmtepompregelingsmodule Installatiehandleiding
3.8
Koelbedrijf
Het product is compatibel met het koelbedrijf van de warmte-
pomp.
▶
Activeer en parametreer het koelbedrijf in de systeem-
thermostaat.
4
Montage
4.1
Leveringsomvang controleren
▶
Controleer of de levering compleet is.
Aantal
Omschrijving
1
HP IM
2
Standaardvoeler VR 10
1
Montagetoebehoren (schroeven, pluggen)
1
Installatiehandleiding
4.2
Opstelplaats kiezen
▶
De opstellingsplaats moet onder 2000 meter boven NAP
liggen.
▶
Kies een droge kamer die altijd vorstvrij is, die de maxi-
male opstelhoogte niet overschrijdt en die de toegestane
omgevingstemperatuur niet onder- of overschrijdt.
–
Toegestane omgevingstemperatuur: 7 ... 40 ℃
–
Toegestane relatieve luchtvochtigheid: 40 ... 75 %
▶
Let erop dat de vereiste minimumafstanden in acht geno-
men kunnen worden.
4.3
Behuizing openen
A
1.
Draai de schroef aan de onderkant van de behuizing
uit.
2.
Trek de behuizingsafdekking aan de onderkant een
beetje naar voren.
3.
Til de behuizingsafdekking er naar boven toe af.
Montage 4
B
13