1
2
3
4
5
Boost modus
Neemt tijdens de ondersteunende werking door een verhoogd stroomverbruik de
accuspanning af (bijv. door het inschakelen van extra stroomverbruikers), dan
schakelt het apparaat over naar de Boost modus.
BELANGRIJK! Om de accuspanning constant te houden, kan het laadapparaat
de stroom tot de maximum laadstroom (zie technische gegevens) compenseren.
Om oververhitting van het apparaat te voorkomen, kan bij hoge omgevingstem-
peraturen de maximale uitgangsstroom automatisch worden beperkt (vermo-
gens-derating).
Ondersteunende
werking beëindi-
gen en accu los-
Explosiegevaar als gevolg van vonkvorming bij het loskoppelen van de laadklem-
koppelen
men.
Voor het loskoppelen van de laadklemmen de ondersteunende werking beëindi-
gen en zo nodig voor voldoende ventilatie zorgen.
(+) Laadklem op de pluspool van de accu aansluiten
(-) Laadklem op de minpool van de accu of bij voertuigen met een boordnet
op de carrosserie (of bijv. het motorblok) aansluiten
Start/Stop-toets gedurende ca. 5 seconden ingedrukt houden
Het opvragen of de laadklemmen correct zijn aangesloten wordt weergege-
ven:
De bevestiging dat de laadklemmen correct zijn aangesloten vindt plaats
door het starten van de ondersteunende werking. Wordt de ondersteunende
werking niet binnen 2,5 s gestart, dan schakelt het apparaat terug naar de
modus Keuzemenu.
Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
Ondersteunende werking door het indrukken van de Start/Stop toets star-
ten
Het laadapparaat start met de ondersteunende werking.
GEVAAR!
23