IN WERKING STELLEN
Voer eerst de punten uit onder Hoofdstuk 2 - Aan- en afkoppelen en proefdraaien
- " Controleer vóór inbedrijfstelling het volgende:"
GEVAAR:
Verhoog het aftakastoerental naar 1000 tpm, voordat u de maaibalk in het te
verwerken gewas brengt.
Zorg er altijd voor dat het toerental niet aanzienlijk daalt tijdens de werkzaamheden,
omdat u dan kans hebt dat het maaien niet goed gaat.
De rijsnelheid moet uiteraard altijd wordt aangepast aan de ondergrond.
Let op!
VOORZICHTIG:
PINL-114A-01 CM 305 0511
3. INSTELLINGEN EN RIJDEN
Controleer voor het in bedrijf stellen of de beschermingen in
orde zijn en of er niemand in de buurt is. Stop de machine
anders direct.
Gevaar door roterende onderdelen en kans op uitwerping van
vreemde voorwerpen.
Beschadigde of versleten beschermdoeken moeten onmiddellijk
worden vervangen.
Leun of stap onder geen enkele voorwaarde op de doeken.
Ruim vreemde voorwerpen op het veld op.
Bij werkzaamheden aan de messen is er gevaar voor letsel. Er
mag niet aan de machine worden gewerkt voordat de aftakas
stilstaat, de trekkermotor uit staat en de contactsleutel is
verwijderd. Draag veiligheidshandschoenen.
Het is heel normaal dat het snijgereedschap (schotels, trommels en
messen) bij het opstarten lawaai maakt door het hoge toerental (2000
tpm) van de schotels.
Het lawaai zal afnemen wanneer de machine het gewas gaat verwerken.
Voordat u op het veld gaat werken, moet de machine, en met
name de messen, worden gecontroleerd op eventuele schade.
Hetzelfde geldt na een botsing met een obstakel. Controleer of de
messen correct zijn geplaatst. Versleten of ontbrekende messen
moeten onmiddellijk worden vervangen. Vervang altijd alle messen
voor de betreffende schotel.
- 33 -