Fig. 3-5
Met de maaibalk naar de grond gebracht wordt het bovenframe omhoog of omlaag
gebracht met de driepuntsaanbouw, en wel zo dat bout E in het midden van het
lange gat zit. Bij deze instelling hebben de hefarmen een hoogte van ca. 600 mm.
Breng de maaibalk omhoog met de hefcilinder. Als het bovenframe hierbij erg scheef
hangt, verlaagt u de vrije hoogte bij keren. Corrigeer door de hoogte van de
rechterhefarm van de trekker aan te passen.
De driepuntshydrauliek kan vervolgens worden vastgezet voor de verdere
werkzaamheden, omdat er tijdens de werkzaamheden geen veranderingen in de
hoogte mogen plaatsvinden.
Fig. 3-6
De veer wordt gespannen door de pen in het middelste gat in de veerspanner te
monteren.
Dit gebeurt wanneer de maaibalk met de hefcilinder omhoog is gebracht en de veren
loszitten. Verplaats de pen in de veerspanner naar het middelste gat. Als de
maaibalk vervolgens omlaag wordt gebracht, worden de veren gespannen en is de
ontlasting actief. Zie ook 3.9 Ontlasting.
PINL-114A-01 CM 305 0511
3. INSTELLINGEN EN RIJDEN
E
Fig. 3-5
Fig. 3-6
- 31 -