3. INSTELLINGEN EN RIJDEN
AANKOPPELEN
Let op:
Als uitgangspunt geldt voor de volgende instructies dat de machine in gereedheid is
gebracht, aan de trekker is aangepast en dat proefdraaien heeft plaatsgevonden
overeenkomstig hoofdstuk 2. AAN- EN AFKOPPELEN EN PROEFDRAAIEN.
Handleiding voor normaal aankoppelen:
1)
Plaats de trekker direct voor de driepuntsophanging van de machine.
2)
Controleer of de hefarmen van de trekker op dezelfde hoogte zijn.
3)
Koppel de machine aan de hefarmen van de trekker.
4)
Monteer de topstang. Deze dient bijna parallel met de hefarmen te worden
geplaatst.
Fig. 3-1
5)
Breng de hefinrichting omhoog, waardoor steunpoot A naar achteren kan
worden gedraaid.
6)
Sluit de hydraulische slangen aan op een enkelwerkende en een
dubbelwerkende aansluiting.
PINL-114A-01 CM 305 0511
3. INSTELLINGEN EN RIJDEN
A
Fig. 3-1
- 26 -