Algemene bediening
Uw motorfiets bedienen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u uw motorfiets veilig bedient.
Starten
1. Zet het contactslot in de ON-positie.
2. Controleer of de laadindicator aangeeft dat het accupakket
volledig opgeladen is.
3. Zet de motorstopschakelaar in de ON-positie.
4. Draai met de standaard opgetrokken de gashendel naar u toe
(linksom) om de snelheid te verhogen. Wanneer u de
gashendel van u afdraait (rechtsom) neemt de snelheid af.
Remmen
Aan de rechterkant van het stuur zit de handbediende
remhendel. Met de remhendel bedient u de voorrem wanneer de
hendel wordt ingeknepen. Aan de rechterkant, onderaan naast
de voetsteun, bevindt zich het voetbediende rempedaal. Dit
pedaal regelt de achterrem.
Wanneer u remt, moet de gashendel in gesloten positie staan.
WA ARSCHUWING! Als de ABS is uitgeschakeld of onbruikbaar
is en u de voor- of achterrem hard genoeg bedient, is het
mogelijk dat de wielen blokkeren. Hierdoor zou u de controle
over de motor fiets kwijt kunnen raken en dit kan ernstig letsel en
de dood tot gevolg hebben. Progressief gebruik van de remmen
moet de Zero-motorfiets zonder blokkerende wielen tot volledige
stilstand brengen. Uw Zero-motorfiets is een lichtgewicht
4.4
prestatieproduct en daarom wordt sterk aanbevolen om het
oefenen van veilige noodstops te perfectioneren.
Uw motorfiets stoppen
Uw motorfiets stoppen:
1. Zet het contactslot in de OFF-positie met de gashendel in de
gesloten positie. Het contactslot kan in een noodsituatie ook
worden gebruikt om de motor uit te zetten.
2. Draai de sleutel in de OFF-positie en ver wijder de sleutel. Om
diefstal te voorkomen moet de sleutel altijd worden
ver wijderd als de motorfiets onbeheerd wordt achtergelaten.