9.6 Configuratie
2 Controleren of de batterijaansluitingen correct zijn.
3 De netzekering van het voedingsblok van de centrale
verwijderen. Nadat toestemming voor het voeden is
gegeven, moet de voedingsspanning naar de voe-
ding ingeschakeld worden en worden gecontroleerd
dat de spanning en polariteit correct zijn voor dat de
zekering van de centrale wordt vervangen.
4 De centrale start op en de opstart-kabelcontrole
wordt uitgevoerd (de fout-led van het systeem knip-
pert).
Na ongeveer 60 seconden als vastgesteld is dat alle
circuits in orde zijn en er geen storingen zijn, moet
de centrale stil zijn en alleen de voedingsindicatie
branden.
Als er groepen zijn met een foutstatus na de kabel-
controle, de volgende stappen nemen:
– Centrale uitschakelen.
– Controleren of de correcte eindweerstand is aan-
gesloten op de groepsaansluitingen.
– De opstartprocedure herhalen.
5 De sleutelschakelaar op "1" schakelen en de knop
voor het testen van het display indrukken. De cen-
trale zou moeten reageren met het branden van alle
indicaties en geluid van de zoemer. Dit gaat nog
enkele seconden door nadat de knop is losgelaten.
9.6
Configuratie
9.6.1
Standaardconfiguratie
Bij het eerste opstarten kan de Precept EN13 worden
gebruik in de standaardmodus zonder enige extra confi-
guratie.
De standaardmodus is:
alle groepen vergrendelen brand, niet-vertraging,
standaard [niet intrinsiek veilig]
uitgangen voor branddoormelding, brandpreventie
en signaalgevers niet vertraagd
9.6.2
Locatiespecifieke configuratie
Het is mogelijk om de functies van de Precept EN13-
brandmeldcentrale aan te passen aan de locatiespeci-
fieke vereisten. Details voor in de locatie configureer-
bare opties en het configuratieproces zijn vermeld in
paragraaf 12.1 „Installatieproces configureren groepen/
uitgangen:". In het systeemlogboek zijn overzichten
opgenomen voor het plannen/documenteren van de
actuele configuratie. De configuratie blijft behouden als
de centrale wordt uitgeschakeld.
9.7
Inbedrijfstellingprocedure
Nadat de bedradingscontrole voorafgaande aan de inbe-
drijfstelling is uitgevoerd, de centrale is opgestart en de
24
configuratie is aangepast moeten de circuits in bedrijf
worden gesteld op de hieronder beschreven wijze.
9.7.1
Alarmcircuits
1 De weerstand uit de UIT-aansluitingen van het eer-
ste alarmcircuit op het alarmrelaisbord verwijderen.
De uitgaande bedradingslus van het eerste alarmcir-
cuit aansluiten op de UIT-aansluitingen en de inko-
mende bedradingslus op de RETOUR-aansluitingen.
Hierbij op de juiste polen letten. Controleren of alle
alarmfoutindicaties na enkele seconden zijn verdwe-
nen.
2 De alarmtestfunctie gebruiken [zie de gebruiksaan-
wijzing van de FIRECLASS Precept EN13] of druk op
Ontruiming om de signaalgevers te activeren. Con-
troleren of alle op het alarmcircuit aangesloten sig-
naalgevers werken.
3 De alarmtestconditie deselecteren of als "Ontrui-
ming" gebruikt is op signaalgevers uit indrukken
zodat de signaalgevers deactiveren.
4 De stappen 1 tot 3 herhalen voor het twee en de
daaropvolgende alarmcircuits. De eindweerstanden
van niet gebruikte alarmcircuits laten zitten.
9.7.2
Groepen
LET OP
De centrale bepaalt de normale
bedrijfsstroom voor iedere groep als de
centrale is opgestart en geeft de aangesloten
componenten 60 seconden om te
stabiliseren. Als er na het opstarten
werkzaamheden in een groepscircuit worden
uitgevoerd, moet de centrale uitgeschakeld
worden en weer worden opgestart, zodat de
stroom in het nieuwe groepscircuit kan
worden gecontroleerd.
Werk logisch en systematisch door iedere groep.
1 Centrale uitschakelen.
2 De eindweerstand van de groepsaansluitingen van
de eerste groep verwijderen. De kabels voor de
groep op de groepsaansluitingen aansluiten. Daarbij
op de juiste polen letten.
3 Centrale opstarten.
Na ongeveer 60 seconden als vastgesteld is dat alle
circuits in orde zijn en er geen storingen zijn, moet
de centrale stil zijn en alleen de voedingsindicatie
branden.
Als er groepen zijn met een foutstatus na de kabel-
controle, de volgende stappen nemen:
– Centrale uitschakelen.
Installatie- en montagehandleiding Doc. versie 2.0
FIRECLASS Precept EN13