Papier en ander afdrukmateriaal
5.
Pas de papierbreedtegeleiders aan, zodat ze de randen van het papier net raken.
6.
Controleer het papierformaat en de -soort op het bedieningspaneel als u hierom wordt gevraagd.
7.
Als u de instellingen via het bedieningspaneel van de printer wilt opgeven, schakelt u het
selectievakje uit bij Driverinstellingen gebruiken voor afdrukopdracht.
Druk op Formaat en druk op een optie voor een standaard papierformaat.
a.
b.
Druk op Soort en selecteer een optie voor de papiersoort.
Selecteer OK.
c.
8.
Controleer het papierformaat en de papiersoort of stel deze in.
a.
Druk op de toets Apparaatstatus op het bedieningspaneel van de printer.
Selecteer Hulpprogramma's > Instellingen papierlade > Instellingen lade.
b.
c.
Druk op de gewenste lade.
Opmerking:
Wanneer u de handmatige invoer selecteert, wordt het selectievakje voor
Driverinstellingen gebruiken voor afdrukopdracht standaard ingeschakeld. Als u de instelling wilt
wijzigen, schakelt u het selectievakje uit.
Selecteer Formaat en een optie naar keuze.
d.
Selecteer Soort en een optie naar keuze.
e.
®
52
Xerox
WorkCentre
Handleiding voor de gebruiker
®
3615 multifunctionele zwart-wit printer