Onderhoud
Selecteer Fuser bijstellen.
4.
5.
Druk op de vermelding van het papier dat moet worden bijgesteld, op (-) of (+) en daarna op OK.
De densiteit aanpassen
Met de functie Densiteit aanpassen regelt u hoeveel toner er voor het afdrukken wordt gebruikt. U
kunt de densiteit aanpassen naar lichter om toner te besparen, en naar zwaarder om uw afdrukken
beter zichtbaar (vet) te maken. Met een positieve aanpassing worden de afdrukken donkerder, en met
een negatieve aanpassing worden de afdrukken lichter. U kunt deze optie ook gebruiken als
compensatie voor verschillende papiersoorten en diktes.
De densiteit aanpassen:
Druk op de toets Apparaatstatus op het bedieningspaneel van de printer.
1.
Druk op Hulpprogramma's en druk op Beheerinstell.
2.
3.
Selecteer Serviceprogramma's.
Raak Densiteit aanpassen aan.
4.
5.
Raak de gewenste instelling voor densiteit aan van donkerder naar lichter en druk vervolgens op
OK.
Grafieken afdrukken
Met de functie Grafieken worden verschillende grafieken afgedrukt die u kunt gebruiken voor het
helpen oplossen van afdrukproblemen.
Een grafiek afdrukken:
Druk op de toets Apparaatstatus op het bedieningspaneel van de printer.
1.
2.
Druk op Hulpprogramma's en druk op Beheerinstell.
Selecteer Serviceprogramma's.
3.
Selecteer Grafiek.
4.
5.
Selecteer een optie:
Pitch-grafiek: drukt een paginagrote halftoongrafiek en een pitch-meetgrafiek af die als
−
liniaal kan worden gebruikt om de afstand tussen herhalende defecten te meten. Om te
bepalen welk onderdeel het defect veroorzaakt, vergelijkt u de halftoongrafiek of uw
afdrukvoorbeeld met de maten die op de grafiek worden weergegeven.
−
Volledige pagina effen: drukt een 1-zijdige of 2-zijdige effen zwarte grafiek af die u kunt
gebruiken om variaties in densiteit waar te nemen.
Uitlijngrafiek: drukt een uitlijngrafiek voor afbeeldingen af die u kunt gebruiken om de
−
uitlijning van afbeeldingen op de pagina te controleren.
Selecteer Afdrukken.
6.
De ontwikkelaar reinigen
Met de functie Ontwikkelaar reinigen wordt de motor van de ontwikkelaar gestart en de toner in de
tonercassette geschud. Met Ontwikkelaar reinigen kunt toner uit een cassette reinigen vlak voordat u
deze gaat vervangen, of de toner verversen nadat u een tonercassette hebt vervangen.
De ontwikkelaars reinigen:
1.
Druk op de toets Apparaatstatus op het bedieningspaneel van de printer.
Druk op Hulpprogramma's en druk op Beheerinstell.
2.
3.
Selecteer Serviceprogramma's.
®
138
Xerox
WorkCentre
Handleiding voor de gebruiker
®
3615 multifunctionele zwart-wit printer