Ingebouwde hulpfunctie
Aanpassen van de laserstraal (sensALIGN 7)
sensALIGN 7 laser en sensor
1. Schuif de sensALIGN laserstofkap opzij om de lensopening bloot te leggen.
WAARSCHUWING
sensALIGN laser MOET uitgeschakeld blijven.
l
2. Voer met de laser UIT een eerste aanpassing uit om te garanderen dat de laserstraal lood-
recht ten opzichte van de laserbehuizing wordt uitgezonden. Gebruik de twee gele duim-
draaiknoppen om de 'roos' zo accuraat mogelijk te centreren.
3. Druk op de AAN/UIT drukknop om de sensALIGN laser in te schakelen.
WAARSCHUWING
Kijk niet in de laserstraal!
4. Laat met de lens afgedekt de laserstraal het midden van de sensALIGN sensorstofkap
raken.
5. Schuif de stofkap open om de lens te openen. Bekijk de vier sensALIGN LED's voor aan-
passing van de laserstraal tijdens het aanpassen van de laserstraal met de verticale en hori-
zontale duimdraaiknoppen. De duimdraaiknoppen worden gebruikt voor het aanpassen van de
horizontale en verticale laserstraalhoeken.
6. Voer deze aanpassing uit totdat alle vier de sensALIGN sensor LED's elke seconde groen
knipperen.
7. Als de LED's twee keer per seconde groen knipperen, dan is de hoek waarmee de laser-
straal de sensor binnenkomt correct, maar is er een offset aanwezig. Elimineer de offset door
de sensALIGN sensorstofkap terug te schuiven om de lens te bedekken; maak vervolgens de
kettingsteun die de sensALIGN sensor ondersteunt los en verplaats de sensor naar de zijkant.
Maak tegelijkertijd de klemhendels van de sensALIGN sensor los en verplaats de sensor
omhoog en omlaag totdat de laserstraal op de stofkap is gecentreerd.
44
Versie:2.3