Controleer of de meetcomponenten zoals vereist zijn gemonteerd.
l
Tik op
om de meting voor meervoudige koppelingen te starten.
l
(1)
In dit voorbeeld is de sensor op koppelingspositie één geïnitialiseerd en klaar voor meting.
l
(2)
Op koppelingspositie twee is de te gebruiken sensor niet toegewezen. Tik op "Select sen-
l
sor" (Selecteer sensor) voor het selecteren en initialiseren van de beschikbare sensor.
(3)
De meetmodus die op elke koppelingspositie moet worden gebruikt, wordt ingesteld door
l
op de kopregel van de meetmodus te tikken. De meetmodus carrousel verschijnt en de
gewenste meetmodus is geselecteerd.
(4)
De meting kan niet worden gestart voordat alle sensoren op hun respectievelijke aan-
l
gewezen koppelingsposities zijn geïnitialiseerd.
(5)
Een koppelingspositie kan worden uitgeschakeld door de schuifknop [
l
swipen. Dit kan nodig zijn als een koppelingspositie tijdens het uitlijnen moet worden gene-
geerd. De positie kan indien nodig worden ingeschakeld door de schuifknop [
rechts te swipen.
touch
Ingebouwde hulpfunctie
] naar links te
] naar
155