Melding
F.20 Veiligheidsuitschakeling:
veiligheidstemperatuurbegren-
zer
F.22 Veiligheidsuitschakeling:
watergebrek
F.23 Veiligheidsuitschakeling:
temperatuurspreiding te groot
F.24 Veiligheidsuitschakeling:
temperatuurstijging te snel
F.26 Onderbreking modulatie-
spoel (gasdrukregelaar)
F.27 Veiligheidsuitschakeling:
vlamsimulatie
F.28 Ontsteking niet succesvol
F.29 Ontstekings- en controle-
fout in het bedrijf - vlam uitge-
gaan
0020195967_03 ThemaClassic Installatie- en onderhoudshandleiding
Mogelijke oorzaak
Zwarte ontlading via ontste-
kingskabel, ontstekingsstekker
of ontstekingselektrode
Te weinig/geen water in het
product.
Onderbreking in de kabelboom
Pomp geblokkeerd
Pump loopt met verminderd
vermogen
Aansluiting aanvoer- en retour-
NTC verwisseld
Pomp geblokkeerd
Pump loopt met verminderd
vermogen
Zwaartekrachtrem geblokkeerd
Zwaartekrachtrem verkeerd
gemonteerd
Systeemdruk te gering
Onderbreking in de kabelboom
Kortsluiting in de kabelboom
Kabelverbindingen niet ingesto-
ken/los
Gasblok defect
Printplaat defect
Gasmagneetventiel lek
Vocht op printplaat
Vlambeveiliging defect.
Gasafsluitkraan gesloten
Gasblok defect
Gasdrukregelaar is geactiveerd
Gasstroomdruk te gering
thermische afsluitvoorziening is
geactiveerd
Kabelverbindingen niet ingesto-
ken/los
Ontstekingssysteem defect
Printplaat defect
Ionisatiestroom onderbroken
Aarding foutief
Lucht in het gas
Gasmeter defect
Gastoevoer onderbroken
Verbrandingsgascirculatie fou-
tief
Haperende ontsteking
Gasblok defect
Gasmeter defect
Gasdrukregelaar is geactiveerd
Lucht in het gas
Gasstroomdruk te gering
thermische afsluitvoorziening is
geactiveerd
Kabelverbindingen niet ingesto-
ken/los
Maatregel
1.
Controleer ontstekingskabel, ontstekingsstekker en ontste-
kingselektrode.
1.
Vul de CV-installatie. (→ Pagina 18)
1.
Controleer de kabelboom.
1.
Controleer of de pomp goed functioneert.
1.
Controleer of de pomp goed functioneert.
1.
Controleer de aansluiting van de aanvoer- en retour-NTC.
1.
Controleer of de pomp goed functioneert.
1.
Controleer of de pomp goed functioneert.
1.
Controleer of de zwaartekrachtrem goed functioneert.
1.
Controleer de montagepositie van de zwaartekrachtrem.
1.
Controleer de installatiedruk.
1.
Controleer de kabelboom.
1.
Controleer de kabelboom.
1.
Controleer de kabelverbindingen.
1.
Vervang het gasblok.
1.
Vervang de printplaat.
1.
Controleer of het gasmagneetventiel goed functioneert.
1.
Controleer of de printplaat goed functioneert.
1.
Vervang de vlambeveiliging.
1.
Open de gasafsluitkraan.
1.
Vervang het gasblok.
1.
Controleer de gasstroomdruk.
1.
Controleer de gasstroomdruk.
1.
Controleer de thermische afsluitvoorziening.
1.
Controleer de kabelverbindingen.
1.
Vervang het ontstekingssysteem.
1.
Vervang de printplaat.
1.
Controleer de bewakingselektrode.
1.
Controleer de aarding van het product.
1.
Controleer de gas/luchtverhouding.
1.
Vervang de gasmeter.
1.
Controleer de gastoevoer.
1.
Controleer het rookgassysteem.
1.
Controleer of de ontstekingstransformator goed functioneert.
1.
Vervang het gasblok.
1.
Vervang de gasmeter.
1.
Controleer de gasstroomdruk.
1.
Controleer de gas/luchtverhouding.
1.
Controleer de gasstroomdruk.
1.
Controleer de thermische afsluitvoorziening.
1.
Controleer de kabelverbindingen.
Bijlage
31