Montage
7�5 Software-installatie
VistaScan Ultra View moet door uw speciaalzaak
worden geïnstalleerd. De gebruiker moet zorgen voor
geschikte en compatibele computerhardware
waaropVistaSoft, DBSWIN, of een goedgekeurd
beeldverwerkingsprogramma van een derde partij is
geïnstalleerd om het apparaat te bedienen. De goede
werking van de hardware en software van het apparaat
NL
kan worden beïnvloed door een specifieke
incompatibiliteit bij de klant, ondanks de naleving van de
systeemvereisten. Als er meerdere systemen op de pc
worden aangesloten, kunnen de systeemeisen
veranderen. De systeemeisen van alle aangesloten
systemen moeten in acht worden genomen.
7�6 Elektrische aansluitigen
Veiligheid bij elektrische aansluiting
Sluit het apparaat uitsluitend op een volgens de
i
voorschriften geïnstalleerd stopcontact aan.
Installeer verplaatsbare contactdozen niet op de vloer.
i
Leef de eisen van paragraaf 16 van de IEC60601-1
(EN 60601-1) na.
Voed geen verdere systemen via een contactdoos
i
met meerdere aansluitingen.
De kabels naar het apparaat zonder mechanische
i
spanning installeren.
Vergelijk voor de eerste ingebruikname de
i
netspanning met de spanningsinformatie op het
typeplaatje (zie ook "4. Technische gegevens").
Apparaat op elektriciteitsnet aansluiten
Het apparaat heeft geen hoofdschakelaar.
Daarom moet het apparaat zodanig worden
opgesteld dat de netstekker goed toegankelijk is
en indien nodig kan worden uitgetrokken.
Voorwaarden:
–
Correct geïnstalleerd stopcontact in de buurt van
het apparaat aanwezig (let op max. lengte van het
netsnoer)
–
Contactdoos goed toegankelijk
–
Netspanning komt overeen met de gegevens op het
typeplaatje van de netvoeding
Alleen de meegeleverde netvoeding mag
worden gebruikt.
Afdekking aan de achterkant van het apparaat
i
verwijderen.
Passende landenadapter op de netvoeding
i
aanbrengen.
22
Aansluitstekker van de netvoeding in de aansluiting
i
(deel 3) van het apparaat steken.
Netstekker in de contactdoos steken.
i
Achterplaat plaatsen.
i
Bij gebruik van het apparaat in de
patiëntomgeving moet de afdekking aan de
achterkant gemonteerd zijn.
1
7�7 Apparaat op de netvoeding
aansluiten
Doel van de netwerkverbinding
Met de netwerkverbinding worden gegevens of
stuursignalen tussen het apparaat en een op een
computer geïnstalleerde software uitgewisseld, om bijv.:
– Parameters weer te geven
– Bedrijfsmodi selecteren
– Meldingen en foutsituaties te signaleren
– Instellingen van het apparaat te wijzigen
– Testfuncties te activeren
– Gegevens voor het archiveren over te dragen
– Documenten voor de apparaten beschikbaar te
maken
Het apparaat kan met een niet beveiligde netwerkkabel
of via WLAN met het netwerk worden verbonden.
Apparaten veilig aansluiten
– Het apparaat is zo ontworpen dat het zelfstandig
zonder netwerk veilig kan worden gebruikt. Een
deel van de functionaliteit staat dan echter niet ter
beschikking.
– Een foutieve manuele configuratie kan leiden tot
aanzienlijke netwerkproblemen. Voor de configuratie is
de knowhow van een netwerkbeheerder vereist.
– Als bijvoorbeeld de volgende wijzigingen aan het
netwerk worden uitgevoerd, kunnen er nieuwe risico's
ontstaan, die bijkomende analyses vereisen.
- Wijzigingen aan de configuratie van het IT-netwerk
- Aanvullende elementen verbinden met het
IT-netwerk
- Elementen uit het IT-netwerk verwijderen
2
3
2170100001L14 2109V005