4.1
REFERENTIEVOORWAARDEN
Invloedsgrootheden
Temperatuur
Relatieve vochtigheid
Voedingsspanning
Frequentiegebied van het toegepaste signaal
Sinusvormig signaal
Piekfactor van het toegepaste AC-signaal
Positie van de geleider in de tang
Aangrenzende geleiders
Magnetisch AC-veld
Elektrisch veld
4.2
EIGENSCHAPPEN BIJ DE REFERENTIEVOORWAARDEN
De onzekerheden worden uitgedrukt in ± (x% van het aflezen (L) +y punt (pt).
4.2.1
Meting van DC-spanning
Meetgebied
Gespecificeerd
meetbereik
Onzekerheden
Resolutie
Ingangsimpedantie
Noot (1) - De weergave geeft "+OL" aan boven + 1.000 V en "-OL" boven – 1.000
V, in de REL modus.
- Boven 1.000 V geeft een herhaalde pieptoon aan dat de gemeten
spanning hoger is dan de veiligheidsspanning waartegen het apparaat
een garantie heeft. De weergave geeft "OL".
4 EIGENSCHAPPEN
0,00 V tot 59,99 V
0 tot 100 % van het meetgebied
van 0,00 V tot 5,99 V
± (1 % L + 10 pt)
van 6,00 V tot 59,99 V
± (1 % L +3 pt)
0,01 V
33
Referentievoorwaarden
23°C ± 2°C
45 % tot 75 %
9,0 V ± 0,5 V
45 – 65 Hz
zuiver
√ 2
gecentreerd
geen
geen
geen
60,0 V tot 599,9 V 600 V tot 1.000 V (1)
± (1 % L +3 pt)
0,1 V
10 MΩ
1 V