Filminstellingen aanpassen
Filminstellingen kunnen worden
aangepast met behulp van de optie
B FILMINSTELLINGEN in het opname-
menu (P 144).
Scherptediepte
Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.
N
•
Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie
B FILMINSTELLINGEN > CONTROLELAMPJE kan worden gebruikt om het
lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens fi lmop-
namen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt
u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2 EV en de zoom
4
aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).
•
Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust,
selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als
er een andere optie dan A is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het
diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.
•
Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:
-
Pas gevoeligheid aan
-
Gebruik de VIEW MODE-knop en de oogsensor om tussen de EFV- en
LCD-monitorschermen te schakelen
-
Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:
•
Houd de ontspanknop half ingedrukt
•
Druk op een functieknop waaraan AF-AAN is toegewezen
•
Gebruik touchschreen-bedieningen
-
Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te
drukken waaraan HISTOGRAM o ELEKTR. WATERPAS is toegewezen
•
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in
andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens
de opname.
•
Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen,
B FILMINSTELLINGEN > F SCHERPSTELGEBIED en gebruik de
scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (P 69).
50
Films opnemen
FILMINSTELLINGEN
FILMMODUS
FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.
FILMSIMULATIE
Z&W AANP.
(Warm/Koud)
WITBALANS
DYNAMISCH BEREIK
HIGHLIGHT TINT
SCHADUWTINT
VERLATEN