12 Voorbereiding voor programmeren
Opgelet!
In deze handleiding gebruiken we de term "transponderkaart" of "transponder". Hiermee worden echter altijd alle
soorten transponders bedoeld die compatibel zijn met het codeslot.
12.1 Criteria voor cijfercodes en transponders
12.1.1 Cijfercodes
De cijfercodes omvatten de mastercode en de gebruikerscodes. Al deze codes moeten uniek zijn. Het is niet toege-
staan om een geprogrammeerde code te gebruiken voor een tweede functie.
Alle codes kunnen 2 tot 6 cijfers bevatten. De codelengte is instelbaar.
12.1.2 Transponderkaarten/transponders
Alle transponders kunnen niet worden geprogrammeerd voor een tweede functie.
De kaarten die in dit systeem worden gebruikt, zijn 125 kHz transponder-EM-kaarten.
12.2 Veiligheid
Het codeslot biedt verschillende opties voor het definiëren van de toegangsbeveiliging.
12.2.1 Transponderkaarten of gebruikerscodes
Om de toegang te controleren leest u gewoon een kaart in of voert een code in om de deur te openen. Het veilig-
heidsniveau is matig, maar het is gebruiksvriendelijk.
12.2.2 Transponderkaart + gebruikerscode
Met het codeslot kan de deur alleen worden geopend als een transponderkaart wordt ingelezen en de bijbehoren-
de gebruikerscode wordt ingevoerd. Dit voorkomt dat andere mensen een verloren kaart gebruiken om de deur te
openen. Een kaart met een eigen gebruikerscode is ideaal voor gebruik in gebieden waar het aankomt op een hoog
veiligheidsniveau.
Belangrijk!
De functie-transponderkaart en cijfercode is alleen beschikbaar voor relaisuitgang #1. Als deze variant wordt
gebruikt, dan wordt relaisuitgang #2 gedeactiveerd.
12.2.3 Overige beveiligingsfuncties
Alle transponderkaarten en gebruikerscodes voor de twee uitgangen moeten van elkaar verschillen.
Als er drie opeenvolgende bedieningspaneelinvoerfouten optreden, dan wordt het bedieningspaneel gedurende
60 seconden geblokkeerd. Gedurende deze tijd is alle bedieningspaneelinvoer ongeldig.
12