Inhoudsopgave
Advertenties
Aansluiting van een elektrische poort
+
1
-
COM
NO
GND
BP 1
8 Aansluiting van de poort op "NO" van de gebruikte relaisuitgang en op "COM"; het kan ook zinvol zijn om hier bei-
de relaisuitgangen te gebruiken, b.v. relaisuitgang #2 voor de poort en relaisuitgang #1 voor de aangesloten deur.
11 Inbedrijfstelling
Schakel na voltooiing van de montage (zie hoofdstuk 10) de bedrijfsspanning in.
De verlichting van de knoppen wordt geactiveerd. De status-LED (A) rechtsboven op het codeslot brandt groen.
U kunt nu beginnen met het programmeren, zie hoofdstuk 13.
Alle gegevens of programmeringen blijven ook bij een stroomstoring behouden.
De deuropenerknoppen in de woning of de exit-knop en dergelijke, die aangesloten zijn op de "BP 1" (H) of
"BP 2" (I) aansluiting, zijn om veiligheidsredenen volledig onafhankelijk van enige programmering. Het betreffen-
de relais wordt geactiveerd wanneer erop wordt gedrukt.
Belangrijk!
Voor het activeren van de programmeermodus is altijd de mastercode of de masterkaart nodig. In de stan-
daardinstelling is de mastercode "1234". Deze moet altijd 2x worden ingevoerd voor de programmeermodus.
Om de programmeermodus te activeren met de masterkaart, hoeft deze maar één keer te worden ingelezen.
De mastercode moet altijd worden gewijzigd voor een normale werking van het codeslot.
Als u de door u geprogrammeerde mastercode bent vergeten, ga dan te werk zoals in hoofdstuk 13.3.4 is
beschreven.
Opgelet!
Mastercode en gebruikerscodes kunnen 2 tot 6 cijfers hebben, een gemengde lengte is niet mogelijk. In de
standaardinstelling hebben alle codes 4 cijfers.
Als de codelengte wordt gewijzigd, dan past de mastercode zich ook aan. B.v. met een 2-cijferige codelengte zou
de mastercode in de standaardinstelling "12" zijn en met een 6-cijferige codelengte "123456".
De eerste programmeerstap moet daarom zijn om indien nodig de codelengte aan te passen.
2
-
+
3
NO
NO
8
11
Advertenties
Inhoudsopgave
