7
De kalibratierekken op het bemonsteringsapparaat plaatsen.
BELANGRIJK:
Controleer nogmaals of de standaardoplossingen in de juiste poorten zijn geplaatst. Kalibratie kan
niet worden uitgevoerd als de standaardoplossingen in de verkeerde poorten zijn geplaatst (zie de
afbeeldingen in stap 5).
a Plaats de kalibratierekken op de beladingskant van het
bemonsteringsapparaat.
LET OP:
Plaats eerst het kalibratierek met de
dummymonsters.
8
Controleer de meetmodus (Variant of Fast).
BELANGRIJK:
Kalibratiecoëfficiënten worden afzonderlijk opgeslagen voor de standen Variant en Fast.
Controleer of het instrument in de correcte modus staat.
a Controleer op het stand-byscherm de meetmodus (Variant of Fast).
• Zie "2.3.3. De meetmodus selecteren" op pagina 2-11 voor het wijzigen van de modus.
9
Selecteer de kalibratie HbA1c.
a Druk in het stand-byscherm op
b Selecteer <2) HbA1c-KAL.>.
HA-8380V
-
2
32
Voorbeeld:
Meettelling van de standaardoplossing
voor automatische kalibratie: 3
.
Stand-byscherm
Dummymonsters
Als eerste
plaatsen
Als tweede
plaatsen
1
2
3
S t a n d b y [ V O L
] 0 0 0 1
- V a r i a n t -
C : 0 0 0 0
M e n u 1 ) C T R L M E T .
1 / 2
2 ) H b A 1 c - K A L .
4
5