Installatie- en bedieningshandleiding
4.8
Montageomstandigheden
Neem de volgende omstandigheden in acht bij het inrichten en kiezen van de installatielocatie:
•
De locatie moet schoon en droog zijn, beschermd tegen direct zonlicht, regen, vorst, hittebronnen en
vuur. Onbeperkte luchtuitwisseling en voldoende ventilatie moeten gegarandeerd zijn, zie hoofdstuk
"4.8.1 Minimumafstand tot aangrenzende constructie" op pagina45.
•
De locatie moet voldoende ruimte bieden voor montage en onderhoud van het product.
•
Het in te richten gebied moet vlak, glad en geschikt zijn om het gewicht van het product te dragen.
•
Er moet een afgesloten ruimte of opvangbak voor gemorste vloeistof beschikbaar zijn. Als er schade
is, mag er geen onbehandeld condensaat of olie in de riolering of bodem terechtkomen.
•
Er is een persluchttoevoerleiding aan klantzijde beschikbaar.
•
Er is een condensaatverzamelleiding aan klantzijde beschikbaar.
•
Er is een voedingslijn van 3 fasen + aarde aan klantzijde beschikbaar.
•
Voor watergekoelde modellen is een koelwaterleiding aan klantzijde beschikbaar. Het koelwater
voldoet aan de vereisten in hoofdstuk "4.3 Koelwaterparameters, watergekoelde modellen" op pagina
36.
44 | 124
DRYPOINT
®
RA III