Inhoudsopgave
Advertenties
DRYPOINT
®
RA III
WAARSCHUWINGSCODE -
Tekst
W9 – Low Condensing Pressure
(lage condensatiedruk)
Oorzaak: variabel
Reset: variabel
Vertraging: 600 seconden
W10 – High Condensing Pressure
(hoge condensatiedruk)
Oorzaak: variabel
Reset: variabel
Vertraging: 600 seconden
W11 – Low Ambient Temp. (lage
omgevingstemperatuur)
Oorzaak: T5 < 0,0 °C
Reset: T5 ≥ 1,0 °C
Vertraging: 5 minuten
W12 – High Ambient Temp. (hoge
omgevingstemperatuur)
Oorzaak: T5 > 45,0 °C
Reset: T5 ≤ 42,0°C
Vertraging: 5 minuten
W13 – Probe Fault T5 (sensorstoring
T5)
Oorzaak: Storing BT5
Reset: Reset BT5
Vertraging: geen
W14 – Low Inlet Temperature (lage
inlaattemperatuur)
Oorzaak: T2 < 10,0 °C
Reset: T2 ≥ 11,0 °C
Vertraging: 5 minuten
W15 – High Inlet Temperature
(hoge inlaattemperatuur)
Oorzaak: T2 > 70,0 °C
Reset: T2 ≤ 65,0°C
Vertraging: 5 minuten
Oorzaak
Transducer BHP, de condensatiedruk
van de koelvloeistof is te laag.
Transducer BHP, de condensatiedruk
van de koelvloeistof is te hoog.
Sensor BT5, de
omgevingstemperatuur is te laag.
Sensor BT5, de
omgevingstemperatuur is te hoog.
De elektrische bedrading tussen
sensor BT5 en de elektronische
regeleenheid is onderbroken.
Sensor BT5, defect of gestoord.
Sensor BT2, de
inlaatluchttemperatuur is te laag.
Sensor BT2, de
inlaatluchttemperatuur is te hoog.
Installatie- en bedieningshandleiding
Actie
Raadpleeg hoofdstuk "16.2
Specifieke storingen" op pagina 117,
"Transducer BHP, condensatiedruk
van koelvloeistof te laag".
Raadpleeg hoofdstuk "16.2
Specifieke storingen" op pagina 117,
"Transducer BHP, condensatiedruk
van koelvloeistof te hoog".
Herstel de nominale
werkingsomstandigheden.
Herstel de nominale
werkingsomstandigheden.
Herstel de elektrische bedrading.
Vervang de sensor.
Herstel de nominale
werkingsomstandigheden.
Herstel de nominale
werkingsomstandigheden.
111 | 124
Advertenties
Inhoudsopgave
