6 Sensor met display- en bedieningsmodule in bedrijf stellen
Hoofdmenu
Inbedrijfname - instru-
mentadres
28
Het hoofdmenu is in vijf bereiken verdeeld met de volgende functio-
naliteit:
Inbedrijfname: instellingen, bijv. van de meetkringnaam, medium,
toepassing, tank, inregeling, signaaluitgang, instrumenteenheid,
stoorsignaalonderdrukking, linearisatiecurve
Display: instellingen bijv. voor taal, meetwaarde-aanwijzing, verlich-
ting
Diagnose: informatie bijv. over instrumentstatus, sleepwijzer, meet-
nauwkeurigheid, simulatie, echocurve
Uitgebreide instellingen: reset, datum/tijd, reset, kopieerfunctie
Info: instrumentnaam, hard- en softwareversie, kalibratiedatum,
instrumentspecificaties
Opmerking:
Voor een optimale instelling van de meting moeten de afzonderlijke
submenupunten in het hoofdmenupunt "Inbedrijfname" na elkaar
worden gekozen en van de juiste parameters worden voorzien. Houd
deze volgorde zo veel mogelijk aan.
De procedure wordt hierna beschreven.
De volgende submenupunten zijn beschikbaar:
De submenupunten zijn opeenvolgend beschreven.
Ieder Modbus-instrument moet een adres krijgen. Ieder aders mag
in een Modbus- resp. Levelmaster-netwerk slechts eenmaal worden
toegekend. Alleen bij correct ingesteld adres wordt de sensor door
het besturingssysteem herkend.
•
Toegestane adresbereik - Modbus 0 ... 247
•
Toegestane adresbereik - Levelmaster 0 ... 31
In uitleveringstoestand af fabriek is het Modbus-adres 246 en het
Levelmaster-adres 31 ingesteld. Daardoor is af fabriek de soft-
ware-adressering mogelijk.
Het adres wordt naar keuze ingesteld via:
•
De adreskeuzeschakelaar in de elektronicaruimte van het instru-
ment (hardware-adressering)
•
De display- en bedieningsmodule (software-adressering)
•
PACTware/DTM (software-adressering)
Hardware-adressering
De hardware-adressering is actief, wanneer met de adreskeuzescha-
kelaar op de elektronica van de VEGAFLEX 86 een Modbus-adres
VEGAFLEX 86 • Modbus