8.7 Wekker instellen
1. Houd de toets "ALM" ong. 3 seconden ingedrukt.
De wekkerinstelmodus is geactiveerd.
Op het display (1) knippert de actuele ingestelde waarde voor uren.
2. Gebruik de knop "+/CH" of "-/°C/F" om de waarde te wijzigen.
3. Druk nogmaals op de knop "ALM" om de selectie te bevestigen.
Op het display (1) knippert de actuele ingestelde waarde voor minuten.
4. Gebruik de knop "+/CH" of "-/°C/F" om de waarde te wijzigen.
5. Druk nogmaals op de knop "ALM" om de selectie te bevestigen.
Op het display (1) knippert de actuele ingestelde waarde voor de sluimertijd.
6. Gebruik de knop "+/CH" of "-/°C/F" om de waarde te wijzigen.
Druk nogmaals op de knop "ALM" om de selectie te bevestigen en de instellingen af te
sluiten. De ingestelde alarmtijd wordt opgeslagen.
De wekker wordt geactiveerd en het symbool "bel" verschijnt op het display (1).
7. Druk op de toets "ALM" om de ingestelde alarmtijd weer te geven.
8. Druk nogmaals op de knop "ALM" om de wekker in of uit te schakelen.
Wanneer de wekker is geactiveerd, verschijnt het symbool "bel" op het display (1).
Wanneer de wekker is uitgeschakeld, wordt het symbool "bel" niet weergegeven.
Als er gedurende 20 seconden geen knop wordt ingedrukt, wordt de instelmodus automa-
tisch verlaten. De reeds ingevoerde parameters worden opgeslagen.
8.8 Wekker/sluimerfunctie uitschakelen
Volg deze stappen om de wekker uit te zetten of de sluimerfunctie te gebruiken.
1. Druk op een willekeurige knop (4) behalve het aanraakvlak "SNOOZE" (2) bovenop het
weerstation om de wekker uit te zetten.
De wekker gaat uit en de wekker gaat de volgende dag opnieuw af op de ingestelde tijd.
2. Raak het aanraakvlak "SNOOZE" (2) aan om de sluimerfunctie te activeren.
De wekker gaat uit en gaat opnieuw af na de ingestelde sluimertijd.
Het symbool "Zz" knippert om aan te geven dat de sluimerfunctie is geactiveerd.
Opmerking:
Als de wekkerfunctie is geactiveerd, kunt u de komende wekker deactiveren door op
een willekeurige knop (4) te drukken, behalve op het aanraakvlak "SNOOZE" (2) aan de
bovenkant van het weerstation.
Als de wekker afgaat en er geen knop (4) wordt ingedrukt, dan gaat de wekker na 2
minuten uit.
8.9 Minimum-/maximumwaarden weergeven
Het weerstation registreert de minimum-/maximumwaarden van de temperatuur en luchtvoch-
tigheid gemeten op een dag. Ga als volgt te werk om de waarden te bekijken:
1. Druk op de knop "MIN/MAX".
De maximumwaarde van de temperatuur en vochtigheid wordt gedurende 6 seconden
weergegeven.
2. Druk nogmaals op de knop "MIN/MAX".
De minimumwaarde van de temperatuur en vochtigheid wordt gedurende 6 seconden
weergegeven.
3. Druk nogmaals op de knop "MIN/MAX" om terug te keren naar de standaard weergave.
Opmerking:
De minimum-/maximumwaarden worden elke dag om 00:00 uur gereset.
Om de minimum-/maximumwaarden handmatig te resetten, houdt u de knop "MIN/MAX"
langer dan 3 seconden ingedrukt.
9 Weergave temperatuur- en vochtigheidstrend voor binnen en buiten
De trendweergave laat zien of de temperatuur en luchtvochtigheid bij recente metingen zijn
gestegen, gedaald of stabiel gebleven, zodat u gemakkelijk veranderingen in het binnen- en
buitenklimaat kunt identificeren.
Er wordt geen trend weergegeven wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Als er een
temperatuurverschil van 1°C wordt vastgesteld ten opzichte van de laatste meting of als de
temperatuur binnen een uur in totaal met 1°C stijgt, wijst de pijl naar boven. Als de tempe-
ratuur binnen een uur met 1°C of in totaal 1°C daalt, wijst de pijl naar beneden.
Er wordt geen vochtigheidstrend weergegeven wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.
Als er een verschil in luchtvochtigheid van 5% RV wordt vastgesteld ten opzichte van de
laatste meting of als de luchtvochtigheid binnen een uur met in totaal 5% RV stijgt, wijst
de pijl naar boven. Als de luchtvochtigheid binnen één uur met 5% RV of in totaal 5% RV
daalt, wijst de pijl naar beneden.
9.1 Weersverwachting
Zonnig
Licht bewolkt
Deze functie geeft verwachte weersomstandigheden aan. Na het inschakelen wordt licht be-
wolkt weer standaard op het display (1) weergegeven. Na een half uur volgt de eerste weers-
voorspelling. De update vindt elke 30 minuten plaats.
Bewolkt
Regenachtig
Sneeuw
9.2 Vorstwaarschuwing
Als de buitentemperatuur van de geselecteerde buitensensor tussen 0 en 2,9 °C ligt, knippert
het vorstsymbool op het display (1).
Als de weergegeven buitentemperatuur van de geselecteerde buitensensor onder de 0 °C
daalt, wordt het vorst- en sneeuwsymbool permanent weergegeven op het display (1). Als
de temperatuur boven de 2,9 °C stijgt, wordt het vriespuntsymbool niet meer weergegeven.
9.3 Weergave batterij bijna leeg en vervanging van batterij
9.3.1 Weerstation
Als het batterijniveau van het weerstation laag is, wordt het batterijniveau-symbool weerge-
geven op het display (1). Na het vervangen van de batterij gaan alle meetgegevens verloren.
9.3.2 Buitensensor
Als het batterijniveau van het huidige kanaal van de buitenzender laag is, wordt het batterijni-
veau-symbool weergegeven op het display (1).
Aangezien de buitensensor met een beveiligingscode werkt (hierdoor kunnen meerdere identie-
ke weerstations naast elkaar worden gebruikt), gaat u als volgt te werk:
Verwijder de lege batterijen uit de buitensensor en plaats nieuwe batterijen.
Haal de batterijen uit het weerstation.
Wacht 10 seconden tot het display van het weerstation uitgaat.
Plaats de batterijen weer in het weerstation.
Alle gegevens van het weerstation gaan verloren en moeten opnieuw worden geprogram-
meerd. Als de batterijen van het weerstation niet worden verwijderd en opnieuw worden ge-
plaatst, kan het weerstation de buitensensor niet meer vinden omdat deze na het vervangen
van de batterij een nieuwe beveiligingscode heeft ontvangen.
Zie hiervoor hoofdstuk 8 "Bediening".
10 Problemen oplossen
Probleem
Reden
Meetwaarden van de
Verstoorde verbin-
buitensensor worden
ding tussen externe
niet weergegeven of
voeler en
hebben uitval
weerstation
De buitensensor wordt
niet herkend
Ongeloofwaardige
Ongeschikte
metingen
plaatsing van de
buitensensor
Temperatuurweergave
Meetwaarde buiten
"HH.H" of "LL.L"
het meetbereik
11 Bereik
Het bereik van de overdracht van de radiosignalen tussen buitensensor en weerstation is onder
optimale omstandigheden maximaal 100 meter.
Bij deze vermelding van de reikwijdte betreft het echter de "reikwijdte in het vrije veld".
Deze ideale opstelling (bijv. weerstation en buitensensor op een gladde, vlakke weide
zonder bomen, huizen etc.) komt men in de praktijk echter zelden.
Normaal gesproken wordt het weerstation in huis geplaatst, de buitensensor naast een
raam.
Door de verschillende invloeden op de draadloze overdracht kan geen specifiek bereik
worden gegarandeerd.
Normaal gesproken is het gebruik in een eengezinswoning echter zonder problemen
mogelijk.
Als het weerstation geen gegevens van de buitensensor ontvangt (ondanks nieuwe batte-
rijen), verklein dan de afstand tussen het weerstation en de buitensensor.
Het bereik kan aanzienlijk gereduceerd worden door:
1
Muren, plafonds van gewapend beton
Gecoate/verdampte isolatievensters, etc.
Voertuigen
Bomen, struiken, aarde, rotsen
Nabijheid van metalen & geleidende voorwerpen (bijv. radiatoren)
De nabijheid van een menselijk lichaam
Breedbandstoringen bijv. in woongebieden (DECT- en mobiele telefoons, radiokoptele-
foons, radioluidsprekers, andere draadloze weerstations, babyfoons, etc.)
3
Oplossing
– Schakel de buitensensor en het weer-
station uit en weer in (sensor opnieuw
verbinden).
– Gebruik nieuwe, volle batterijen.
– Zorg ervoor dat het geselecteerde kan-
aal overeenkomt
– Plaats de buitensensor naast het ba-
sisstation om te verbinden.
– Zorg ervoor dat de buitensensor zich
binnen bereik bevindt (max. 100 m)
– Zorg ervoor dat er geen storings-
bronnen in de buurt zijn (bijvoorbeeld
zendmasten, draadloze elektrische
apparaten, enz.)
Plaats het weerstation en de buitensen-
sor op een geschikte plaats (geen direct
zonlicht, niet in de buurt van warmtebron-
nen enz.)
Omgevingsomstandigheden in acht
nemen (zie hoofdstuk "15 Technische
gegevens")