3.10) Auto-modus
Auto-modus wordt gebruikt om Full Case NMT-monitoring uit te voeren. Dit wordt bereikt
via een serie alternerende TOF- en PTC-stimulatiesequenties om de blokdiepte tijdens de
duur van de procedure te bepalen.
Selecteren van auto-modus:
•
Zorg ervoor dat een NMT-monitoringkabel (AMG/EMG) aan de STIMPOD is
aangesloten.
•
Zorg ervoor dat SMC een van de geselecteerde actieve modi in het NMT-
instellingenmenu is (4.3)
•
Druk op de Mode-knop tot Auto wordt weergegeven in het display.
In realtime weergegeven patiëntgegevens:
•
De relatieve samentrekkingssterkten veroorzaakt door elke stimulus, worden grafisch
weergegeven in het diagnosescherm met de resulterende TOF-verhouding, TOF-
telling of PTC-telling.
•
De blokdiepte wordt weergegeven naast de Modus-indicator.
Blokdiepte-zones:
De blokdiepte kan worden geklasseerd in termen van zes identificeerbare zones, waarbij
elke zone de mate van spierverlamming aangeeft die de patiënt ervaart vanwege de
aanwezigheid van een spierontspannend middel.
24
De blokdieptestatussen wordt als volgt gedefinieerd:
•
Hersteld:
Geïdentificeerd door een TOF-verhouding van meer dan 90%.
•
Minimaal:
Geïdentificeerd door een TOF-verhouding tussen 40% en 90%.
•
Oppervlakkig:
Geïdentificeerd door een TOF-verhouding tussen 10% en 40%.
•
Matig:
Geïdentificeerd door een TOF-verhouding van minder dan 10% of een aantal
TOF' s tussen 1 en 3.
•
Diep:
Geïdentificeerd door een aantal PTC' s van 1 of meer.
•
Grondig:
Geïdentificeerd door een aantal PTC' s van 0.