4.
Stel het enveloppenformaat en de oriëntatie liggend in het
softwareprogramma in en geef de opdracht Afdrukken.
Z
WAAR PAPIER OF KARTON
Van de hoofdpapierlade naar de bovenste uitvoerstapel worden
in de normale papierbaan twee volledige draaiingen van 180°
gemaakt. Hierdoor kan het gebeuren dat erg zwaar papier of
karton vastloopt of niet goed wordt ingevoerd.
Gebruik de handinvoerlade voor dit soort papier en het
achteruitvoervak om de afdrukken op te vangen. Op deze manier
krijgt u een bijna rechte papierbaan door de machine en heeft het
afdrukken een grotere kans van slagen.
I
NSTELLINGEN VOOR PAPIERINVOER
Bij het proces dat wordt toegepast voor het fixeren van de afdruk
op het papier is een combinatie van druk en hitte betrokken. Bij
te veel hitte raakt licht papier geplooid of gekreukt en raken
transparanten gegolfd. Bij te weinig warmte wordt de afdruk niet
volledig op zwaar papier gefixeerd.
OPMERKING
Hoewel u voor specifieke taken de materiaaleigenschappen
kunt instellen in het printerstuurprogramma, raden wij u aan
met de hand de printer in te stellen voor het materiaal op
basis van de procedure die hierna wordt beschreven.
B4400, B4400L, B4400
De afdrukkwaliteit voor verschillende papiersoorten wordt
bijgesteld door het materiaaltype als volgt te wijzigen:
1.
Start de Status Monitor.
2.
Kies het tabblad Printerinstellingen en klik op de knop
Printermenu.
3.
Kies het tabblad Papier. Klik op de knop van de papierlade
die u gebruikt. Wijzig de instelling van het materiaaltype
en, indien nodig, het papierformaat in het formaat van het
papier dat u gebruikt.
B4400, B4400L/B4600, B4600L Gebruikershandleiding – Aanbevolen papier > 50
,
FORMAAT EN MATERIAAL
, B4400L
N
N