3. Zorg ervoor dat de drukbalansregeling aanwezig en
afgesteld is.
4. Controleer of de ademhalingsautomaat aansluitingen
van het volgelaatsmasker volledig schoon zijn en of
de O-ring op de ademhalingsautomaat aanwezig is.
5. Sluit de ademhalingsautomaat of het gelaatstuk aan
door het ventiel in het aansluitstuk te drukken en het
naar links te draaien zodat het in de bajonetsluiting
vastgrijpt.
6. Installeer de communicatieapparatuur waarvan u
eventueel gebruik maakt.
Overtuig u ervan dat de O-ring aanwezig èn
onbeschadigd is.
7. Bevestig het sluitplaatje om de ademhalingsautomaat
om zijn plaats te houden en draai de schroeven stevig
met de hand vast. Draai de schroeven niet te vast aan
om te voorkomen dat de schroefdraadverbindingen
in het masker naar buiten worden getrokken waardoor
het masker ernstig wordt beschadigd.
Overtuig u ervan dat de O-ring aanwezig èn
onbeschadigd is.
8. Controleer of de borgmoer van de ademhalings-
automaat stevig vast zit.
35