Inhoudsopgave
Advertenties
3.8 VOLGELAATSMASKER MET ADEMHALINGSAUTOMAAT
Dit masker is voorzien van een binnenmasker met gescheiden kanalen voor in- en uitademen die in
verbinding staan met kanalen in de ademhalingsautomaat. Deze constructie maakt het onmogelijk dat de
ingeademde en uitgeademde lucht met elkaar worden vermengd. Tijdens het inademen stroomt lucht van
de ademhalingsautomaat via de anti-aanslagpoorten langs de binnenzijde van het vizier en vervolgens door
de terugslagkleppen in het binnenmasker. Bij het uitademen wordt de gebruikte lucht via de uitademklep
naar het omgevingswater afgevoerd.
1 Membraansamenstelling
2 Veiligheidspal
3 Afdichtveer
4 Afdichtconus
5 Aansluitnippel
6 Terugstroomklep (twee)
7 Uitademingskanaal
Hieronder wordt de werking van de ademhalingsautomaat beschreven. Zie de bovenstaande afbeelding:
Wanneer de duiker inademt, wordt de membraansamenstelling (1) naar binnen getrokken en drukt daardoor de
pal in (2). De pal drukt de afdichtconus (4) uit de klepzitting op de aansluitnippel (5). Ademhalingslucht kan
nu door het inademkanaal en via de terugslagkleppen (6) in het binnenmasker stromen. Wanneer de duiker
stopt met inademen, keren de menbraansamenstelling (1), de pal (2) en de afdichtconus (4) naar hun beginstand
terug en wordt de luchtinlaat door de afdichtveer (3) gesloten. Wanneer de duiker uitademt, stroomt lucht
vanuit het binnenmasker via het uitademkanaal (7) en het uitademklep (8) waardoor de afdichtschijf (10) wordt
geopend. Hierdoor kan de lucht door de sleuven in de afdichtplaat (9) naar het omgevingswater stromen. Het
ontlastklepmechanisme fungeert als veiligheidsklep voor de reduceer van de eerste trap omdat de afdichtconus
automatisch wordt geopend als de secundaire druk toeneemt tot een waarde van 14 t/m 20 bar. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren als de reduceer lekt. In een dergelijk geval kan de veer van het overdrukventiel (12) de
druk op het middengedeelte van het compensatiemenbraan (13) niet langer opvangen. De tegendrukzuiger
wordt daardoor naar binnen gedrukt en geactiveerd waardoor het klepmechanisme de afdichtconus uit de
klepzitting trekt. Vervolgens wordt lucht afgeblazen tot de druk is teruggevallen tot plusminus 10 bar. Het
inademkanaal van de ademhalingsautomaat is voorzien van een terugstroomklep (niet afgebeeld) om het
binnendringen van water en het risico van bevriezing zoveel mogelijk te voorkomen.
Volgens de betreffende richtlijnen zijn duikers verplicht ademhalingsautomaten en gelaatsmaskers regelmatig
te reinigen en te desinfecteren. Bovendien moeten ademhalingsautomaten en gelaatsmaskers die door meer
dan één persoon worden gebruikt na elk gebruik worden gereinigd en gedesinfecteerd. Interspiro adviseert
als meest hygiënische oplossing het gebruik van persoonlijke ademhalingsautomaten en gelaatsmaskers.
8 Uitademklep
9 Afdekplaat
10 Afdichtschijf
11 Zuiger overdrukventiel
12 Veer overdrukventiel
13 Compensatiemenbraan
21
Advertenties
Inhoudsopgave
