10. Eerste opstart
Wanneer de warmtepomp wordt geleverd, is de compressor geblokkeerd
zodat hij niet onbedoeld kan starten. De warmtepomp kan worden
geïnstalleerd en gestart voordat het captatiecircuit in werking wordt gesteld.
De warmtepomp kan ook zonder binnenvoeler worden gestart. De
ingestelde curve zal dan de verwarming regelen. De sensor kan echter altijd
worden geplaatst voor de alarm-LED-functie.
Voor de eerste start
1. Controleer of de verwarmingsketel en het -systeem vol water zitten en
ontlucht zijn.
2. Controleer of het captatiesysteem is gevuld met water en antivries en dat
het is ontlucht, of zorg ervoor dat de compressor is geblokkeerd.
3. Controleer of alle aansluitingen niet lekken.
4. Controleer of alle voelers correct zijn aangesloten op de voeding.
5. Controleer of de aansluitingen achter de isolatiekap dicht zijn. Verwijder
beide isolatiekappen door deze zorgvuldig op de aangegeven punten
naar buiten te trekken.
6. De thermostaat van de back-upverwarming heeft UIT als fabrieksinstel-
ling. Aanbevolen modus is
De thermostaat voor de back-upverwarming zit in het elektrische scha-
kelbord achter het voorpaneel. De thermostaat staat op de positie UIT
wanneer deze zo ver mogelijk linksom worden gedraaid (de gleuf voor de
schroevendraaier moet verticaal zijn).
Controleer aan het eind van de installatie de aansluitingen van alle
stroomsensors. In deze situatie is het belangrijk dat u alle grote
stroomverbruikers in het huis uitschakelt. Zorg er ook voor dat de
back-upthermostaat is uitgeschakeld.
68
CTC GSi
= instelling vorstbescherming, ca. + 7 °C.
1 2
Controleer de aansluitingen
Symbool voor thermostaat back-
upverwarming:
i
Het geselecteerde
vermogen moet met
een markeerstift
op het serieplaatje
worden geschreven.
i
Sla deze
instellingen op
onder: Installateur/
Instellingen/
Instellingen opslaan