Antivriesmiddel
Beschadiging van de warmtewisselaar of storing in de warmtewisselaar
door niet geschikt antivriesmiddel.
Ongeschikte antivriesmiddelen kunnen schade aan de warmtewisselaar
en aan de cv-installatie veroorzaken. Gebruik alleen antivriesmiddel dat
is opgenomen in het document 6720841872, dat door ons goedge-
keurde antivriesmiddelen bevat.
▶ Gebruik antivries alleen conform de specificaties van de fabrikant
van het antivriesmiddel, bijvoorbeeld voor wat betreft de minimale
concentratie.
▶ Houd de voorschriften van de fabrikant van het antivries aan voor wat
betreft de regelmatig uit te voeren controle van de concentratie en
corrigerende maatregelen.
CV-wateradditieven
Beschadiging van de warmtebron en de verwarmingsinstallatie of sto-
ring in de warmteproducent kan worden veroorzaakt door niet geschikte
cv-wateradditieven.
Het gebruik van additieven, bijv. corrosiebeschermingsmiddelen, is al-
leen toegestaan wanneer de fabrikant van het cv-wateradditief de ge-
schiktheid voor alle materialen in de cv-installatie bevestigt.
▶ Gebruik CV-wateradditieven alleen conform de specificaties van de
fabrikant van het additief over concentratie, de regelmatige controle
van de concentratie en corrigerende maatregelen.
CV-wateradditieven, bijvoorbeeld corrosiebeschermingsmiddelen, zijn
alleen bij constante zuurstofbelasting nodig, die door andere maatrege-
len niet kan worden voorkomen.
Afdichtingsmiddelen in cv-water kunnen afzettingen in de warmtebron
veroorzaken. Het is daarom niet raadzaam deze te gebruiken.
3.5
Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie
Om de warmtepompfunctie te waarborgen en overmatig veel start/stop-
cycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voorkomen,
moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opgeslagen. De
energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-installatie en
anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in de betonnen
vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimum-watervo-
lume opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
voldoende beschouwd, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
4
Installatie
OPMERKING
Schade aan de warmtepomp door water!
Elektrische aansluitingen en elektronica kunnen beschadigd raken bij
blootstelling aan water. De toestelmantel voldoet voor de bescher-
mingsgraad van de warmtepomp.
▶ De warmtepomp mag niet buiten worden opgeslagen zonder de zij-
panelen, frontplaat en toppaneel.
▶ Monteer de alle panelen nadat de aansluitingen zijn uitgevoerd.
Compress 5800i AWR – 6721831580 2024/08
VOORZICHTIG
Gevaar voor lichamelijk letsel!
Tijdens transport en installatie bestaat risico van beknellingsletsel. Tij-
dens het onderhoud kunnen interne onderdelen van het toestel warm
worden.
▶ De monteur is verplicht handschoenen te dragen tijdens transport,
installatie en onderhoud.
VOORZICHTIG
Gevaar voor lichamelijk letsel!
Voor de installatie is verwijderen van de toegangsdeur tot koudecircuit
niet nodig. Toegang tot de elektrische schakelkast is mogelijk vanaf de
zijkant. Let op voor de bewegende delen wanneer deur tot het koudecir-
cuit moet worden verwijderd. Gevaar voor ernstig letsel aan handen en
vingers.
▶ Houd handen op afstand van bewegende delen.
▶ Ontkoppel de voeding voor de onderhoudswerkzaamheden.
4.1
Lijst met extra materiaal
Elke installatie is individueel verschillend. De lijst geeft een algemene
overzicht van de benodigde extra materialen.
1. Standaard gereedschap.
2. Kabels, slangen, buizen met bevestigingsmateriaal
– CAN-BUS kabel, buitendiameter 8.5-9 mm
– Power kabel (3x2.5 mm2 enkel fase YMVK) Ø 11.2
– CH water slangen Ø 30 - 40 mm
– PP afvoerbuis 40 mm met mof, verder leidingwerk en sifon
– PVC kabelbuis Ø 16mm grijs, 2x ca 30 cm
– Tape voor het waterdicht afdichten rondom de PVC kabelbuizen
3. Als ventilatielucht gebruikt wordt:
– Buis flexibel aluminium 125 mm binnendiameter
– Slangenklem 125 mm (2x)
– Kabelbinders (lang)
4. Montagekit geschikt voor daken
4.2
Checklijst
Elke installatie is individueel verschillend. De checklijst onder geeft een
algemene beschrijving van de installatieprocedure.
1. Monteer de condensafvoerbuis van de warmtepomp.
2. Sluit de voedingsspanning kabel van de warmtepomp aan.
3. Sluit de CAN-bus kabel van de warmtepomp aan.
4. Sluit de warmtedrageruitgang leiding aan. Sluit de warmtedragerin-
gang leiding aan.
5. Schuif de siliconen doorvoeren kap over kabels en buizen.
6. Hijs de warmtepomp op het dak.
7. Bevestig de warmtepomp op het montageframe.
8. Verwijder de transportbeveiliging.
9. Plaats de siliconen doorvoeren kap.
10. Monteer de kabelbinders.
11. Monteer de panelen en de beschermkappen van de warmtepomp.
12. Warmtepomp aan de binnenunit aansluiten.
13. CAN-BUS-leiding op de warmtepomp en de binnenunit aansluiten.
14. Sluit de voedingsspanning van de warmtepomp aan.
Installatie
11