2.4
Veiligheidsinstructies voor de werking
De machine alleen gebruiken als deze zich in een technisch
onberispelijke staat bevindt, rekening houden met alle mogelijke
veiligheids- en gevaaraspecten en de instructies in de
bedrijfshandleiding naleven.
Bij een werkonderbreking de machine uitschakelen met de
hoofdschakelaar en met een hangslot tegen inschakelen beveiligen.
Beveilig de machine altijd tegen gebruik door onbevoegden
(stroomloos maken)!
In situaties die een gevaar vormen voor het bedieningspersoneel of
de machine, kan de machine door het indrukken van de NOODUIT-
knop worden stilgezet.
Machine bij windsnelheden >72 km/h stilzetten en naar beneden
brengen. (Windkracht 7-8, wind breekt takken van de bomen,
bemoeilijkt het lopen aanzienlijk!)
Niemand mag zich onder de machine bevinden. De opdrachtgever
moet voor een geschikte afzetting van de gevarenzone zorgen.
Op laadplaatsen moeten vanaf een valhoogte van 2,0 m
valbeveiligingen zijn aangebracht, om het neerstorten van personen te
voorkomen. (etagebeveiligingsdeuren monteren).
Bedrijfshandleiding
18 / 64
BL081 NL uitgave 01.2018