∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
‡
‰
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P134).
Raadpleeg
P85
voor details over de Openingsprioriteit-AE, Sluiterprioriteit-AE, en Handmatige
•
Belichting.
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
•
scène.
In avanceer-scènefunctie
•
die hierboven beschreven worden.
in
functie
•
in
functie
•
,
en
in
•
:, ; en í in [SCÈNE MODE]
•
in
functie
•
in
functie
•
in
functie
•
en
in
functie
•
in
functie
•
in [SCÈNE MODE] (in sluitertijdprioriteit)
•
5 in [SCÈNE MODE]
•
4 in [SCÈNE MODE]
•
¢2 De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
–
Wanneer het toestel besloten heeft dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
–
beeldstabilisator ingesteld is.
¢3 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
Dit zal 1 tot 1/2000ste van een seconde worden in andere geavanceerde scènefuncties en
•
scènefuncties.
Gevorderd (Opname van beelden)
Sluitertijd (Sec.)
¢1
1/30
tot 1/2000ste
(P91)
en [SCENE MODE] (P96), zal de sluitertijd verschillen van die,
Functie
functie
Flitsinstelling
Œ
1/8 tot 1/2000ste
1 of 1/4ste tot 1/2000ste
8 tot 1/2000ste
15, 30, 60
1/4, 2
- 70 -
Sluitertijd (Sec.)
¢1
1
op 1/2000ste
Sluitertijd (Sec.)
¢2
¢3