5 Beveiligingsfuncties en noodbedrijf
5.1 Beveiligingsfuncties
Het basisstation beschikt over talrijke beveiligingsmaatregelen ter vermijding van schade
aan het totale systeem.
5.1.1 Pompenbeveiligingsfunctie
Ter vermijding van schade door langere stilstand wordt de pomp binnen voorgefinieerde
tijdsruimten aangestuurd. Gedurende deze tijdsruimten licht de LED „Pomp" op.
5.1.2 Ventielbeveiligingsfunctie
In tijdsruimten zonder ventielaansturing (bijvoorbeeld buiten de verwarmingsperiode),
worden alle verwarmingszones met aangemeld kamerbedieningstoestel cyclisch aange-
stuurd, om het vastzetten van het ventiel te verhinderen.
5.1.3 Vorstbeschermingsfunctie
Onafhankelijk van de bedrijfsmodus, beschikt elke schakeluitgang over een vorstbevei-
ligingsfunctie. Zodra een voordien ingestelde vorstbeveiligingstemperatuur (5...10 °C)
DEU
onderschreden wordt, worden de ventielen van de aangesloten verwarmingszone zolang
aangestuurd, tot deze bereikt wordt. De vorstbeschermingstemperatuur is instelbaar via
ENG
microSD-kaart, de weboppervlakken van de Ethernetvariante of de serviceniveaus van het
FRA
kamerbedieningstoesteldisplay (parameter 161).
NDL
Aanwijzing:
De vorstbeschermingsfunctie voor een verwarmingszone is pas actief wanneer het over-
ITA
eenkomstige kamerbedieningstoestel in de standby-modus geplaatst wordt.
ESP
5.1.4 Dauwpuntbewaking
Is de installatie met een dauwpuntsensor (externe toelevering) uitgerust, gaan bij vaststel-
ling van dauwvorming de ventielen van alle verwarmingszones dicht, om schade door
vochtigheid te vermijden. De analyse van de ingang van de dauwpuntsensor gebeurt
enkel in koelingsbedrijf.
5.2 Noodbedrijf
Kan het basisstation na afloop van een vooraf ingestelde tijdspanne geen verbinding
maken met het aan de verwarmingszone toegevoegde kamerbedieningstoestel, wordt
automatisch het noodbedrijf geactiveerd. In het noodbedrijf worden de schakeluitgan-
gen aan de basisstation onafhankelijk van het verwarmingssysteem met een gewijzigde
PDM-cyclusduur (parameter 181) aangestuurd om het koelen van de ruimten (in modus
verwarmen) resp. een condensatie (in modus koelen) te vermijden.
94