• De machine moet op de waterleiding worden aangesloten met gebruik van de nieuwe,
bijgeleverde slangensets. Gebruik geen oude slangensets.
• Gebruik altijd een nieuwe set koppelingen als u watertoevoerleidingen op de machine
terugplaatst.
•
Laat voordat u nieuwe leidingen, leidingen die lang niet gebruikt zijn, die gerepareerd
zijn of waarop nieuwe apparatuur is aangesloten (watermeters, etc.) aansluit het water
stromen totdat het schoon en helder is.
• De bedrijfswaterdruk (minimum en maximum) moet liggen tussen:
– 0.5 bar [50 kPa] en 7 bar [700 kPa];
• Zorg ervoor dat er geen zichtbare waterlekken zijn tijdens en na het eerste gebruik van
de machine.
• Installeer stroomopwaarts een goedgekeurde dubbele terugslagklep volgens de
voorschriften van het land waar de machine wordt geïnstalleerd.
A.7
Elektrische aansluitingen
• Werkzaamheden aan de elektrische installaties mogen uitsluitend verricht worden door
gespecialiseerd personeel.
• Zorg ervoor dat de elektrische gegevens op het typeplaatje in overeenstemming zijn met
de stroomvoorziening.
• Zorg ervoor dat de machine volgens de veiligheidsvoorschriften en de plaatselijke
wetten van het land waar hij gebruikt wordt, wordt geïnstalleerd.
• Indien de voedingskabel beschadigd is, dan dient hij door de Klantenservice of in ieder
geval door gespecialiseerd personeel vervangen te worden, teneinde elk risico te
vermijden.
• De machine moet op de juiste wijze geaard zijn. De fabrikant is niet verantwoordelijk
voor de gevolgen van een ondeugdelijk aardingssysteem.
• Sluit de machine aan op het equipotentiale beschermingscircuit , indien aanwezig.
• Installeer, om de stroomvoorziening van de machine te beschermen tegen kortsluiting
en/of overbelasting, een thermische zekering of een geschikte automatische
thermomagnetische stroomonderbreker, ADS (Automatic Disconnection of Supply).
• Installeer om de stroomvoorziening van de machine tegen stroomlekken te beschermen
een hogegevoeligheids RCD (reststroomapparaat) met handmatige terugstelling, die
geschikt is voor overspanningscategorie III.
• Raadpleeg voor de bescherming tegen indirecte contacten (afhankelijk van het type
voeding en van de aarde-aansluitingen op het equipotentiale beschermingscircuit
punt
6.3.3
van
beschermingsvoorzieningen die de automatische onderbreking van de voeding
garanderen in geval van een defect van de isolatie in de TN- of TT-systemen. Voor IT-
systemen
moeten
differentiaalstroom gebruikt worden voor de automatische onderbreking van de
voeding (er moet een isolatiecontroller zijn voorzien voor de detectie van een
mogelijke eerste aardingsfout van een onderdeel onder spanning, behalve wanneer er
een beschermingsvoorziening aanwezig is om de voeding te onderbreken in geval van
een dergelijke fout. Deze voorziening moet een geluidssignaal of visueel signaal
activeren dat tijdens de gehele duur van de storing actief moet blijven). Bijvoorbeeld: in
een TT-systeem moet bovenstrooms van de voeding een reststroomapparaat met
interventiestroom (bijvoorbeeld 30 mA) geïnstalleerd worden dat is aangesloten op de
aardingsinstallatie van het gebouw waar de machine geïnstalleerd zal worden.
• Zorg ervoor dat op alle vaatwassers van het korventype bij de aanvoer en afvoer een
noodschakelaar is geïnstalleerd. Voor alle extra modules die later geïnstalleerd worden
moet de noodschakelaar naar het einde van de machines worden verplaatst.
16
de
EN
60204-1
isolatiecontrollers
(IEC
60204-1)
voor
of
beschermingsvoorzieningen
)
het
gebruik
van
op