16
|
Installatie van de unit
16.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
b Gebouw
c Buitenunit
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse
zeewind wordt blootgesteld.
▪
Hoogte van afscherming tegen wind ≥1,5× hoogte van buitenunit
▪
Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de vereisten inzake de
serviceruimte.
a
d
c
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
Sterke windstoten en hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de
buitenunit blazen, veroorzaken kortsluitingen (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪
een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪
een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het verwarmen;
▪
stilvallen door een verlaging van de lage druk of verhoging van de hoge druk;
▪
een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de ventilator blaast, kan
deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan
wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur gericht en
NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
b
a Geleideplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit
NOOIT ingesneeuwd raakt.
d
c
b
b
a
Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen
ERA100~140A7V/Y1B
4P780152-1 – 2024.10