FUNCTIE
Rood verkeerslicht (0x0d)
Groen verkeerslicht (0x0e)
Eenrichtingsverkeerslicht (0x1a)
Knipperend eenrichtingsverkeerslicht (0x1b)
Verkeerslicht met wisselende richting (0x1c)
Status poort (0x1e)
sca (0x01)
Hek geopend (0x02)
Hek gesloten (0x03)
Controlelampje onderhoud (0x04)
TABEL 1: CONFIGURATIE UITGANGEN
BESCHRIJVING
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de fasen van een
sluitmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de sluitmanoeuvre;
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Men gebruikt de uitgang OUT-TL2 bij 24Vcc / max. 5W
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de fasen van een
openingsmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de openingsmanoeuvre;
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Men gebruikt de uitgang OUT-TL3 bij 24Vcc / max. 5W
Deze functie werkt in de volgende modus:
OUT-TL2 en OUT-TL3 worden geactiveerd wanneer de poort geopend is, in
de andere gevallen zijn ze niet actief.
Men gebruikt de uitgangen OUT-TL2 en OUT-TL3 bij 24V / 5W
Deze functie werkt in de volgende modus:
OUT-TL2 knippert bij opening en blijft actief zolang de poort geopend is; in de
andere gevallen niet actief.
OUT-TL3 knippert bij sluiting en blijft actief wanneer de poort gesloten is in
een andere positie dan de geopende stand; in de andere gevallen niet actief.
Men gebruikt de uitgangen OUT-TL2 en OUT-TL3 bij 24V / 5W
Deze functie werkt in de volgende modus:
Wanneer er van binnenuit een openingsinstructie wordt gegeven, wordt de
uitgang OUT-TL2 geactiveerd (groen verkeerslicht); daarbij wordt voorrang
gegeven aan de interne instructies.
Wanneer er van buitenaf een openingsinstructie wordt gegeven, wordt de
uitgang OUT-TL3 geactiveerd (groen verkeerslicht); daarbij wordt voorrang
gegeven aan de externe instructies.
Wanneer de poort gesloten is of wordt, zijn de beide verkeerslichten gedeac-
tiveerd (rode verkeerslichten).
Om in deze modus te kunnen werken, moeten de instructies in de volgende
modus naar de besturingseenheid worden verzonden:
Interne instructies: ingang 2 geconfigureerd als 'open'
Externe instructies: ingang 3 geconfigureerd als 'open'
Men gebruikt de uitgangen OUT-TL2 en OUT-TL3 bij 24V / 5W
Deze functie werkt in de volgende modus:
Wanneer de poort gesloten is, wordt de uitgang OUT-TL1 geactiveerd; de
andere blijven uitgeschakeld.
Wanneer de poort geopend is, wordt de uitgang OUT-TL2 geactiveerd; de
andere blijven uitgeschakeld.
Wanneer de poort zich in een andere positie dan maximale opening of maxi-
male sluiting bevindt, wordt de uitgang OUT-TL3 geactiveerd; de andere blij-
ven uitgeschakeld.
Men gebruikt de uitgangen OUT-TL1, OUT-TL2 en OUT-TL3 bij 24V / 5W.
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van de besturings-
eenheid aan:
lampje uit = applicatie in positie van Maximale sluiting;
langzaam knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase openingsma-
noeuvre;
snel knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase sluit- manoeuvre;
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale opening.
Men gebruikt de uitgang OUT-TL1 bij 24 Vcc / max. 5 W.
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van de besturings-
eenheid aan:
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Men gebruikt de uitgang OUT-TL1 bij 24 Vcc / max. 5 W.
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van de besturings-
eenheid aan:
vast brandend lampje = applicatie in positie van Maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Men gebruikt de uitgang OUT-TL1 bij 24 Vcc / max. 5 W.
Het geprogrammeerde lampje geeft aan hoeveel manoeuvres er zijn uitge-
voerd en daarmee dus ook de eventuele noodzaak tot het uitvoeren van on-
derhoud aan de installatie:
lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de openingsmanoeuvre =
aantal manoeuvres minder dan 80%;